Höre dir das Lied Aus am See von Peter Fox an. Beantworte die Fragen auf Niederländisch
Arbeitsbuch Seite 48
Aufgabe 1
Slide 6 - Diapositive
Wörterliste A
Höre die Wörterliste an und lies mit!!
Slide 7 - Diapositive
Mein Traumhaus
Wie sieht dein Traumhaus aus?
zoek op internet naar 3 kamers, kopieer deze naar een googledocument, Schrijf nu om het beeld heen per kamer 10 woorden in het Duits op. Gebruik hiervoor je woordenlijsten op Seite 76 en 77
Klaar? Oortjes in en opdracht 4 maken in je boek Seite 49
Slide 8 - Diapositive
Lesen Aufgabe 5
Hilfe mein Zimmer muss aufgeräumt werden
Vraag 1. Waarom moet je bij het opruimen muziek maken?
Lees alinea 1 t/m 3
ablenken - afleiden
ich lenke ab
ik leid af
Slide 9 - Diapositive
Was wisst ihr noch über: de 1e en 4e naamval
Slide 10 - Carte mentale
Naamvallen
Naamvallen worden gebruikt om zinsdelen aan te geven.
VB: Ik ken de leraar.
De verschillende kleuren geven de zinsdelen aan.
Slide 11 - Diapositive
Naamvallen
De 1e naamval wordt gebruikt als een zinsdeel het onderwerp van de zin is.
De 4e naamval wordt gebruikt als een zinsdeel het lijdend voorwerp van de zin is.
1e
der Mann
das Auto
die Frau
die Kinder
4e
den Mann
das Auto
die Frau
die Kinder
Slide 12 - Diapositive
Naamvallen
De 1e naamval wordt gebruikt als een zinsdeel het onderwerp van de zin is.
Gezegde + wie / wat + gezegde = ow
De 4e naamval wordt gebruikt als een zinsdeel het lijdend voorwerp van de zin is.
Gezegde + ow + wie / wat + gezegde + ow
Slide 13 - Diapositive
Stappenplan naamvallen
1. Vertaal de zin in NL om het onderwerp en lijdend voorwerp te vinden.
2. Is het zelfstandig naamwoord in dat zinsdeel M, V, O of MV?
3. Kies dan het juiste lidwoord (= naamval).
Slide 14 - Diapositive
1e
der Mann
das Auto
die Frau
die Kinder
4e
den Mann
das Auto
die Frau
die Kinder
Hieronder zie je de der-groep
Dit leer je uit je hoofd.
Slide 15 - Diapositive
1e
ein Mann
ein Auto
eine Frau
keine Kinder
4e
einen Mann
ein Auto
eine Frau
keine Kinder
Hieronder zie je de ein-groep (Aufgabe 6.3) en bezittelijke voornaamwoorden (Kap. 3)
Dit leer je ook uit je hoofd.
1e
dein Mann
dein Auto
deine Frau
deine Kinder
4e
deinen Mann
dein Auto
deine Frau
deine Kinder
Slide 16 - Diapositive
Die Fotos sind neu. Welk zinsdeel is die Fotos?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
Slide 17 - Quiz
Ich kaufe die Fotos. Welk zinsdeel is die Fotos?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
Slide 18 - Quiz
Vul het juiste lidwoord aan: Buch (o) in de 1e naamval
A
der
B
die
C
das
D
den
Slide 19 - Quiz
Vul het juiste lidwoord aan: Frau in de 4e naamval
A
der
B
die
C
das
D
den
Slide 20 - Quiz
Vul het juiste lidwoord aan: Mann in de 4e naamval
A
der
B
die
C
das
D
den
Slide 21 - Quiz
Und jetzt üben!
Ontleed de volgende Duitse zinnen.
Typ het volgende uit:
1. Gezegde (gz)
2. Onderwerp (ow) ook wel 1e naamval
3. Lijdend voorwerp (lv) ook wel 4e naamval
4. Vul als laatste de goede naamval in.
Slide 22 - Diapositive
Und jetzt üben!
Voorbeeld
(de) ........ Bruder liest das Buch
gz = liest ow = Bruder lv = Buch dus der Bruder
1. Gezegde (gz) alle ww in de zin
2. Onderwerp (ow) = 1e naamval (vraag wie of wat + gz)
3. Lijdend voorwerp (lv) = 4e naamval (vraag wie of wat + gz+ow)
4. Vul als laatste de goede naamval in.
Slide 23 - Diapositive
Ich kaufe kein... T-Shirt (o).
Slide 24 - Question ouverte
Ein... Pullover (m) will ich auch haben.
Slide 25 - Question ouverte
Die Schülerin schreibt ..... Brief (m)
Slide 26 - Question ouverte
Das Kind macht ...... Hausaufgaben (mv)
Slide 27 - Question ouverte
1. Ik kan een zin in het Duits ontleden.
A
Ja
B
Nein
C
Ich muss noch ein bisschen üben
Slide 28 - Quiz
2. Ik kan de 1e en 4e naamval invullen in een zinsdeel.
A
Ja
B
Nein
C
Ich muss noch ein bisschen üben
Slide 29 - Quiz
3. Ik kan uitleggen waarom ik de 1e of 4e naamval moet gebruiken.