Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
vrijdag 30 oktober 2020 - 3A
10 minuten lezen
laptop opstarten > Lessonup > Inloggen
Slide 1 - Diapositive
Oefentoets
H1 en H2: Taalverzorging
H1: Spelling - Leestekens
H2: Grammatica - Samengestelde zinnen
Slide 2 - Diapositive
Verander de zin zo dat er geen citaat meer in staat. De weervrouw zegt: ‘Morgen gaat het stormen en hagelen.’
Slide 3 - Question ouverte
Verander de zinnen zo dat het citaten worden.
Lieke zegt dat ze straks de bus nog mist.
Slide 4 - Question ouverte
Vul de zin met de juiste woord aan. Zet voor en achter het citaat .............. en begin het citaat met een ...........................
Slide 5 - Question ouverte
Waarschijnlijk .....................(beïnvloeden-tt) het slechte weer mijn humeur behoorlijk.
Slide 6 - Question ouverte
Door de harde wind ......................(drijven-vt) de kano’s steeds verder van de wal af.
Slide 7 - Question ouverte
Met deze machine ...... (boenen) en ........ (dweilen) u in een handomdraai de plavuizen.
Slide 8 - Question ouverte
Verander de zin zo dat er geen citaat meer in staat.
Saskia vroeg: ‘Aan wie heeft Merel mijn foto gestuurd?’
Slide 9 - Question ouverte
Typ de zin over en gebruik leestekens waar dat moet. Voeg een hoofdletter toe in een citaat als dat moet.
Heeft Julia jullie via de mail uitgenodigd
Typ de zin over en gebruik leestekens waar dat moet. Voeg een hoofdletter toe in een citaat als dat moet.
1. Heeft Julia jullie via de mail uitgenodigd
Slide 10 - Question ouverte
Typ de zin over en gebruik leestekens waar dat moet. Voeg een hoofdletter toe in een citaat als dat moet.
Ik bel je straks even zodat ik je kan uitleggen wat we deze zomer gaan doen
Slide 11 - Question ouverte
Typ de zin over en gebruik leestekens waar dat moet. Voeg een hoofdletter toe in een citaat als dat moet.
De coach zei wie het winnende doelpunt maakt krijgt van mij tien euro
Slide 12 - Question ouverte
Typ de zin over en gebruik leestekens waar dat moet. Voeg een hoofdletter toe in een citaat als dat moet.
Inge vroeg aan joop waar heb je dat blikje cola gekocht
Slide 13 - Question ouverte
Typ de zin over en gebruik leestekens waar dat moet. Voeg een hoofdletter toe in een citaat als dat moet.
De grootste havens in Europa zijn de havens van Rotterdam Antwerpen en Hamburg
Slide 14 - Question ouverte
Vul de persoonsvorm en het onderwerp in. In samengestelde zinnen staan meerdere persoonsvormen en onderwerpen. Zet een kruis (x) bij zinnen die maar één pv en ow hebben.
Via internet bestelde Sjoerd een nieuw hoesje toen zijn oude hoesje was gescheurd. pv 1= + ow 1= pv2= + ow 2=
Slide 15 - Question ouverte
Vul de persoonsvorm en het onderwerp in. In samengestelde zinnen staan meerdere persoonsvormen en onderwerpen. Zet een kruis (x) bij zinnen die maar één pv en ow hebben.
De wedstrijd werd uitgesteld, omdat de verlichting ineens uitviel. pv1= ow1= pv2= ow2=
Slide 16 - Question ouverte
Vul de persoonsvorm en het onderwerp in. In samengestelde zinnen staan meerdere persoonsvormen en onderwerpen. Zet een kruis (x) bij zinnen die maar één pv en ow hebben.
Met de verkoop van al onze tijdschriften hebben Nathalie en Mirte ongeveer 50 euro verdiend.
pv1 = ow1= pv2= ow2=
Slide 17 - Question ouverte
Verbind de twee losse zinnen met een passend verbindingswoord, zodat je een goede zin krijgt. Je mag de woordvolgorde veranderen.. De verzorger van het Nederlands elftal raakte geblesseerd. Hij trok een sprintje naar de gewonde middenvelder.
Slide 18 - Question ouverte
Verbind de twee losse zinnen met een passend verbindingswoord, zodat je een goede zin krijgt. Je mag de woordvolgorde veranderen..
Je zit op de fiets. Je moet je hand uitsteken bij het afslaan naar rechts.
Slide 19 - Question ouverte
Verbind de twee losse zinnen met een passend verbindingswoord, zodat je een goede zin krijgt. Je mag de woordvolgorde veranderen.
De veertienjarige Tessa kreeg van de caissière bij de Albert Heijn de gevulde bonbons niet mee. Er zit likeur in.
Slide 20 - Question ouverte
Verbeter de onjuiste persoonsvorm(en).
De spits mistte voor open doel, nadat hij de keeper had uitgekapt.
Slide 21 - Question ouverte
Verbeter de onjuiste persoonsvorm(en).
Na 1 minuut fluitte de scheidsrechter voor een shoot en gaf een strafcorner.
Slide 22 - Question ouverte
Maak een zin van ten minste vijf woorden met het werkwoord verbrand als persoonsvorm.