Waar- / Niet waar oefenvragen

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Waar- / Niet waar oefenvragen

Op een besneeuwde weg is je remweg groter.

1. Waar
2. Niet waar

Je weet de snelheid van een fietser en de tijd die de fietser onderweg is. Hiermee kun je de gemiddelde snelheid van de fietser uitrekenen.

1. Waar
2. Niet waar

Als je appt op je fiets, is je remweg langer.

1. Waar
2. Niet waar

Als je op een roltrap staat die draait, is de beweging vertraagd.

1. Waar
2. Niet waar

Als je vaak moet stoppen, wordt je gemiddelde snelheid hoger.

1. Waar
2. Niet waar

Jan rijdt met een snelheid van 5 m/s. Isa fietst 16 km/h. Isa fietst sneller dan Jan.

1. Waar
2. Niet waar

De snelheid van een slak zou je kunnen opschrijven met de eenheid centimeter per uur.

1. Waar
2. Niet waar

De reactie-afstand hangt alleen af van de snelheid.

1. Waar
2. Niet waar

Iemand die moe is, heeft een langere remweg.

1. Waar
2. Niet waar

Tijdens een autorit is de snelheid steeds hetzelfde.

1. Waar
2. Niet waar

De gemiddelde snelheid is de helft van de grootste snelheid.

1. Waar
2. Niet waar

De gemiddelde snelheid bereken je met de formule: snelheid = afstand × tijd

1. Waar
2. Niet waar

Bij een versnelde beweging wordt de snelheid kleiner.

1. Waar
2. Niet waar

Een valhelm beschermt je nekwervels als je wordt aangereden.

1. Waar
2. Niet waar

De reactietijd in het verkeer is gemiddeld 1 seconde.

1. Waar
2. Niet waar

Een airbag zorgt ervoor dat je niet uit de auto vliegt.

1. Waar
2. Niet waar

Autogordels draag je ook op de achterbank van een auto.

1. Waar
2. Niet waar

Met banden met diep profiel is de reactie-afstand kleiner dan met gladde banden.

1. Waar
2. Niet waar

Bij een versnelde beweging leg je afstand steeds in een in een kortere tijd af.

1. Waar
2. Niet waar

Een goed materiaal voor de buitenkant van een valhelm is schuimrubber.

1. Waar
2. Niet waar