§ 4.1 Migratie van en naar de EU

Welkom allemaal

Pak je spullen
Pak je leesboek
Pak je werkboek
Pak je Chromebook
timer
2:00
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom allemaal

Pak je spullen
Pak je leesboek
Pak je werkboek
Pak je Chromebook
timer
2:00

Slide 1 - Diapositive

Wat hebben we geleerd de vorige les
Kijk in je JDW map !

Slide 2 - Carte mentale

Slide 3 - Diapositive

Subductie
Plooiingsgebergte

Slide 4 - Diapositive

Vegetatiezones
Eeuwige sneeuw
Alpenweiden
Naaldbomen
Loofbomen
Dal

Slide 5 - Diapositive

Naaldbomen
Loofbomen
Alpenweide
Rotsgordel
Eeuwige sneeuw

Slide 6 - Question de remorquage

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Begrippen: Schrijf op !!!

Lesdoelen: Migratie, Arbeidsmigranten (gastarbeiders), Gezinshereniging, Migratieachtergrond, Vertrekreden, Vestigingsreden, Kennismigranten, Asielzoekers.

  1.  R = Je kunt uitleggen wat migratie betekend
  2.  T1 = Je kunt aan de hand van een foto uitleggen of het over asielzoekers of over arbeidsmigranten gaat.
  3.  T2 = Je kunt globaal aangeven waar migratie veel voorkomt en waarom
  4.  I = Je kunt beredeneren waarom Kennismigranten vaker worden toegelaten in een land dan asielzoekers


Slide 9 - Diapositive

Leerdoelen
    Je beschrijft het migratieproces (van en naar Nederland).
    Je beschrijft en verklaart verschijnselen en gebieden vanuit verschillende dimensies.
Vragen aan de klas

  1.     Waarom wordt 20 procent van de Nederlandse bevolking tot de groep allochtonen* gerekend?
  2.     Wat is het verschil tussen emigratie en immigratie?
  3.     Tussen welke drie groepen immigranten in Nederland wordt onderscheid gemaakt?
  4.     Geef per groep de belangrijkste redenen die de immigranten hadden om naar Nederland te verhuizen.
  5.     Tussen welke drie groepen emigranten uit Nederland wordt onderscheid gemaakt?
  6.     Hoe noem je het verschil tussen het aantal immigranten en het aantal emigranten?
  7.     Waar in Nederland vind je de grootste aandelen immigranten? Waarom daar?
  8.     Hoe noem je het wanneer er een ruimtelijke scheiding zichtbaar is tussen wijken met en wijken zonder migranten?
  9.     Tegenwoordig wordt de term ‘persoon met een migratie-achtergrond’ gebruikt.

Slide 10 - Diapositive

Lezen blz 56

Slide 11 - Diapositive

Lezen blz 57

Slide 12 - Diapositive

Wat is de betekenis van het woord

MIGRATIE
A
Verplaatsen naar
B
Verhuizen naar
C
Naar een ander land
D
Naar een ander continent

Slide 13 - Quiz

Wat zijn arbeidsmigranten
A
Migranten die werkloos zijn
B
Migranten die willen werken
C
Migranten die opzoek zijn naar andere werkomgeving
D
Dit zijn gelukszoekers

Slide 14 - Quiz

Welke mensen komen er naar de EU ?

Slide 15 - Carte mentale

Uit welke landen komen migranten binnen de Europese Unie?

Slide 16 - Carte mentale

Bekijk figuur 5 op blz 57
timer
0:10

Slide 17 - Diapositive

Wat is de grootste groep migranten in Nederland ?
A
Polen
B
Duitsland
C
Marokko
D
Turkije

Slide 18 - Quiz

Wat zijn vertrekredenen van mensen om naar een ander land te verhuizen?

Slide 19 - Carte mentale

Wat zijn vestigingsredenen voor mensen die hier naartoe immigreren?

Slide 20 - Carte mentale

Wat zijn illegalen ?
A
Mensen die uit andere landen komen
B
Mensen die buiten de EU vandaan komen
C
Mensen die uit andere landen komen zonder asielstatus
D
Mensen die asiel hebben aangevraagd

Slide 21 - Quiz

Maak de startvragen
blz 70  1 t/m 3
timer
10:00

Slide 22 - Diapositive

Maak de vragen §4.1  blz 71
1 t/m 7
timer
10:00

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive