signaalwoorden en tekstverbanden


Welkom allemaal! Fijn dat jullie er zijn!
Hier:

  • is het rustig en gaan we met respect met elkaar om.
  • staat de telefoon op stil en zit hij in je tas of zak.
  • heb je geen kauwbare dingen in je mond.
  • is iedereen nuttig bezig (nee, spelletjes spelen en praten zijn geen nuttige bezigheden).

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon


Welkom allemaal! Fijn dat jullie er zijn!
Hier:

  • is het rustig en gaan we met respect met elkaar om.
  • staat de telefoon op stil en zit hij in je tas of zak.
  • heb je geen kauwbare dingen in je mond.
  • is iedereen nuttig bezig (nee, spelletjes spelen en praten zijn geen nuttige bezigheden).

Slide 1 - Diapositive

Waar gaan we het over hebben vandaag?


tekstverbanden in een tekst
signaalwoorden in een tekst

Slide 2 - Diapositive

Doel van de les
- Je kunt tekstverbanden en signaalwoorden herkennen in een tekst. 

Slide 3 - Diapositive

Wat is een tekstverband?
Met tekstverbanden bedoelen we de relaties tussen verschillende delen van een tekst (alinea’s of zinnen). 
Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat zin 1 een oorzaak vertelt (bv. Het heeft al maanden niet meer geregend) en zin 2 een gevolg (bv. Daardoor is de oogst van de boeren mislukt). 



Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, ook, bovendien, en, vervolgens.
Vergelijking: De alinea’s maken een vergelijking tussen verschillende dingen.

Signaalwoorden: zo, in vergelijking met, evenals.
Tegenstelling: De alinea’s vertellen twee tegenovergestelde dingen zien.

Signaalwoorden: maar, toch, hoewel, echter, daarentegen.

Slide 4 - Diapositive

Wat is een signaalwoord?
  • Een signaalwoord is een verbindingswoord. Het verbindt zinnen, delen van een zin of alinea's met elkaar.
Vb. Eerst lazen we de uitleg, daarna maakten we de opdrachten en vervolgens sloten we het hoofdstuk af met een toets.

Aan de woorden "eerst, daarna en vervolgens" zie je dat je met een opsomming bezig bent.

Slide 5 - Diapositive

Waarom oefenen met tekstverbanden en signaalwoorden?
In bijna iedere tekst vind je tekstverbanden met bijbehorende signaalwoorden. 
Als je snapt wat de tekstverbanden zijn en je weet welke signaalwoorden hierbij horen, zul je merken dat je teksten beter gaat begrijpen. 

Slide 6 - Diapositive

Welke tekstverbanden zijn er?

Slide 7 - Diapositive

Verband 1: Volgorde van tijd


Signaalwoorden:
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.

Slide 8 - Diapositive

Verband 2: Opsomming

Signaalwoorden:
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Slide 9 - Diapositive

Verband 3: Vergelijking

Signaalwoorden:
Zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e),
net zo (vaak/groot/leuk)...als

Slide 10 - Diapositive

Verband 4:
Tegenstelling

Signaalwoorden:
maar, in tegenstelling tot, toch, echter, daar staat tegenover, hoewel

Slide 11 - Diapositive

Welk verband staat in deze zin?
Zijn vriendin is daarentegen wel heel erg aardig.
A
Opsomming
B
Volgorde van tijd
C
Vergelijking
D
Tegenstelling

Slide 12 - Quiz

Uitleg juiste antwoord
Aan het woord "daarentegen" kun je zien dat het een tegenstelling is.
Zijn vriendin is daarentegen wel heel erg aardig.

Slide 13 - Diapositive

Welk verband staat in deze zin?
In de winkel haal ik brood, kaas en melk.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Volgorde van tijd
D
Vergelijking

Slide 14 - Quiz

Uitleg juiste antwoord
Aan het woord "en" kun je zien dat het een opsomming is.
In de winkel haal ik brood, kaas en melk.

Slide 15 - Diapositive

Welk verband staat in deze zin?
Mijn schoenen zijn net zo vies geworden als die van jou.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Volgorde van tijd
D
Vergelijking

Slide 16 - Quiz

Uitleg juiste antwoord
Aan de woorden "net zo (vies) als..." kun je zien dat het een vergelijking is.
Mijn schoenen zijn net zo vies geworden als die van jou.

Slide 17 - Diapositive

Welk signaalwoord herken je in de zin:
Hij is een stuk kleiner dan zijn broertje?

Slide 18 - Question ouverte

Welk signaalwoord herken je in de zin:
Mijn mobiel is fijn, maar ik wil graag een nieuwe.

Slide 19 - Question ouverte