PERIFRASIS VERBALES

Aan het einde van de les kan je:
  • een aantal perifrasis verbales herkennen
  • een aantal werkwoordsvormen combineren
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Aan het einde van de les kan je:
  • een aantal perifrasis verbales herkennen
  • een aantal werkwoordsvormen combineren

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn "perífrasis verbales"?
Een perífrasis verbal is een constructie van een werkwoord dat je vervoegt en een vorm die je niet vervoegt. Het Spaans kent veel werkwoordsconstructies met de infinitief of de Gerundio:


Slide 2 - Diapositive

Tekst

Slide 3 - Diapositive

Tekst

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

IR a + infinitief: 
Mañana voy a hacer los deberes.
Morgen ga ik mijn huiswerk maken

TENER que + infinitief:
Tengo que trabajar a las 6.
Ik moet om 6 uur werken

ESTAR + gerundio: 
Estoy comiendo un bocadillo de jamón con queso. 
Ik ben een broodje ham-kaas aan het eten

Slide 6 - Diapositive

 perifrasis verbales die vaak woorden gebruikt: 
Empezar a + infinitief          beginnen te doen
Volver a + infinitief                weer gaan doen
Ir a + infinitief                          gaan doen 
dejar de + infinitief                stoppen met ...
Seguir sin + infinitief            doorgaan zonder te ...
Seguir + gerundio                  doorgaan met...


Slide 7 - Diapositive

beginnen te doen 
weer gaan doen
stoppen met...
doorgaan met 

empezar a...
volver a ...
dejar de...
seguir + gerundio

Slide 8 - Question de remorquage

4

Slide 9 - Vidéo

00:29
Wat betkent: " Los jugadores están calentando"?
A. De spelers spelen. B: De spelers zijn zich aan het opwarmen. C: De spelers zijn aan het kletsen. D: De spelers rennen.
A
De spelers spelen.
B
De spelers zijn zich aan het opwarmen.
C
De spelers zijn aan het kletsen.
D
De spelers rennen.

Slide 10 - Quiz

01:12
"Vuelve a fallar"
A: Hij is goed. B: Hij speelt vals. C: Hij is aan het spelen. D: Hij gooit weer mis.
A
Hij is goed.
B
HIj speelt vals.
C
Hij is aan het spelen.
D
Hij gooit weer mis.

Slide 11 - Quiz

01:45
"Unas chicas empiezan a bailar"
A: De spelers zijn weg. B: De jonge vrouwen beginnen te dansen. C: De spelers beginnen te overlgeggen. D: De jonge vrouwen beginnen te spelen.
A
De spelers zijn weg.
B
De jonge vrouwen beginnen te dansen.
C
De spelers beginnen te overleggen.
D
De jonge vrouwen beginnen te spelen.

Slide 12 - Quiz

03:08
"Los jugadores vuelven a descansar."
A: De spelers spelen weer verder. B: De spelers zijn aan het overleggen. C: De spelers nemen weer een rustpauze. D: De spelers praten met elkaar.
A
De spelers spelen weer verder.
B
De spelers zijn aan het overleggen.
C
De spelers nemen weer een rustpauze.
D
De spelers praten met elkaar.

Slide 13 - Quiz