Les 08 - Onderwerp

Persoonsvorm en onderwerp
Grammatica §20
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Persoonsvorm en onderwerp
Grammatica §20

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les: 
- hoe je de persoonsvorm in de zin vindt; 
- hoe je zinsdeelstrepen zet; 
- hoe je het onderwerp van de zin kunt vinden. 

Slide 2 - Diapositive

Stap 1: Persoonsvorm
Er zijn drie manieren om de persoonsvorm te vinden: 
- Zet de zin in een andere tijd; het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm; 
- Zet de zin in een ander getal (enkelvoud, meervoud); het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm; 
- Maak met de woorden uit de zin een ja/nee-vraag: de persoonsvorm komt vooraan te staan. 

Slide 3 - Diapositive

Stap 2: Zinsdeelstrepen
Elke zo groot mogelijke groep woorden die vóór de persoonsvorm kan komen te staan, is een zinsdeel. Deze zetten we tussen strepen. 

Verder zetten we ook (groepjes) werkwoorden tussen strepen. 


Slide 4 - Diapositive

Zinsdeelstrepen
Tijdens de wedstrijd van het Nederlands elftal scoorde Memphis Depay zaterdag al na tien minuten het eerste doelpunt. 

Wat is de persoonsvorm? 
Welke zo groot mogelijke groepen woorden zouden voor de persoonsvorm kunnen komen te staan? 

Slide 5 - Diapositive

Zinsdeelstrepen
Tijdens de wedstrijd van het Nederlands elftal / scoorde / Memphis Depay / zaterdag / al na tien minuten / het eerste doelpunt. 

We nemen even de zinnen die gevormd kunnen worden door. 

Slide 6 - Diapositive

Aan de slag
Werk nu aan opdracht 1 op pagina 83. 
Zet bij onderdeel a tot en met c ook zinsdeelstrepen. 

Slide 7 - Diapositive

Het onderwerp
Naast een persoonsvorm heeft een goede zin ook (bijna) altijd een onderwerp nodig. Het onderwerp staat meestal naast de persoonsvorm. 

De persoonsvorm past zich altijd aan aan het onderwerp van de zin. 

Het onderwerp kan één woord, maar ook een woordgroep zijn. 

Slide 8 - Diapositive

Hoe vind je het onderwerp?
Er zijn twee manieren om achter het onderwerp van de zin te komen: 

 - Stel de vraag: Wie of wat + persoonsvorm? 
Het antwoord is het onderwerp van de zin. 
- Zet de persoonsvorm in een ander getal; 
Het zinsdeel dat met de persoonsvorm mee verandert, is het onderwerp

Slide 9 - Diapositive

Aan de slag
Werk nu aan opdracht 6 op pagina 85 van je boek. 

Slide 10 - Diapositive