2M - herhaling lezen H 1 t/m 4- Nieuw Nederlands

Maandag 28-3
Welkom bij Nederlands
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Maandag 28-3
Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

M2C - herhaling lezen H1 t/m 4

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De bouwstenen van een tekst 
titel
inleiding
middenstuk
bron
afbeelding
slot
tussenkopje

Slide 3 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Een tekst kan op verschillende manieren ingeleid worden. Welke manier hoort er NIET bij?
A
een conclusie trekken
B
een deskundige voorstellen
C
de aanleiding voor het schrijven noemen
D
een vraag stellen

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zal geen passend deelonderwerp zijn bij het hoofdonderwerp 'vakantie'?
A
kamperen
B
heimwee
C
hotelovernachting
D
teamsporten

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In het slot wordt de tekst afgerond. Welke manier van afronden hoort er NIET bij?
A
een advies geven
B
de aanleiding noemen
C
waarschuwen
D
een toekomstverwachting geven

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn kernzinnen
en waar kun je die vinden?

Slide 7 - Question ouverte

Een kernzin is de belangrijkste zin van de alinea. 
Het is vaak de eerste of laatste zin van een alinea.
Vaak wordt gevraagd naar de hoofdgedachte van een tekst.
Leg uit wat dat is.

Slide 8 - Question ouverte

In één zin het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd. 

Een samenvatting van de tekst in één zin.
Het tegenovergestelde van hoofdzaken is bijzaken.

Wat zijn geen bijzaken?
A
voorbeelden
B
de gegevens in de kernzinnen
C
details
D
uitleg

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Verbanden en signaalwoorden
Jullie hebben drie tekstverbanden geleerd:
1. Opsomming
Dit zijn zaken die bij elkaar horen en  achter elkaar worden opgenoemd. 
2. Tegenstelling
Dit zijn zaken die in de tekst tegenovergesteld zijn aan elkaar.
3. Redengevend (argument)
Hierbij wordt aangegeven waarom iemand iets vindt of doet.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

opsomming
tegenstelling
reden/ argument
daarom
tevens
omdat
want
daarnaast
hoewel
vervolgens
toch
daarentegen
ook
maar
immers

Slide 12 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions


Opsomming, tegenstelling of argument?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
argument

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Feit, mening
of argument?


A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Het zinsgedeelte na de pijl is een 
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat vind je in deze tekst?
A
mening
B
mening en argument
C
feit en mening
D
feit, mening en argument

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions