2.3.11a Uitdrukkingen over het menselijk lichaam

Het hoog in je bol hebben.
jezelf geweldig vinden
Je buik ervan vol hebben.
Ergens helemaal geen zin meer in hebben.
Je hoofd er niet bij hebben.
Je aandacht verliezen.
Je oren spitsen.
Heel goed naar iets luisteren.
Je wenkbrauwen optrekken.
Verbaasd zijn.
Lange tenen hebben
Snel beledigd zijn.
Met het verkeerde been uit bed stappen.
Een slecht humeur hebben. 
Niet op je mondje gevallen zijn.
Niet bang zijn om te zeggen wat je van iets vindt.
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Het hoog in je bol hebben.
jezelf geweldig vinden
Je buik ervan vol hebben.
Ergens helemaal geen zin meer in hebben.
Je hoofd er niet bij hebben.
Je aandacht verliezen.
Je oren spitsen.
Heel goed naar iets luisteren.
Je wenkbrauwen optrekken.
Verbaasd zijn.
Lange tenen hebben
Snel beledigd zijn.
Met het verkeerde been uit bed stappen.
Een slecht humeur hebben. 
Niet op je mondje gevallen zijn.
Niet bang zijn om te zeggen wat je van iets vindt.

Slide 1 - Diapositive

De leerkracht leest een verhaal voor waar alle uitspraken in voor komen.
In jullie eigen woorden..

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Met het verkeerde been uit bed stappen.

Slide 3 - Question ouverte

De kinderen gaan in tweetallen de betekenis van de uitspraak verwoorden in hun eigen woorden. 
Lange tenen hebben.

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Je buik ervan vol hebben.

Slide 5 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Het hoog in je bol hebben.

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Je hoofd er niet bij hebben.

Slide 7 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Je oren spitsen.

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Je wenkbrauwen optrekken.

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maken
- Opdracht 2 en opdracht 3
- 10 plusjes.

Klaar? 
Oefen in je tweetal met het uitbeelden van één of meer uitdrukkingen.
timer
1:00

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

timer
15:00

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions