2 De kaart van bron 1 gaat over de verschillen in luchtdruk in Europa. Bij welke letter in bron 1 was de windsnelheid op 10 september 2013 het hoogst?
A
bij letter P
B
bij letter Q
C
bij letter R
D
bij letter S
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Diapositive
2 Twee leerlingen doen een uitspraak over luchtdruk. Uitspraak 1: hoe dichter de isobaren bij elkaar liggen, hoe zwakker de wind is die daar waait. Uitspraak 2: in hogedrukgebieden stijgt de lucht op en is de kans op neerslag groot. Wat is juist?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 10 - Quiz
Nu doen:
Maak van 1.4 minimaal: 3b t/m d, 5a t/m c, 5e. Zet de begrippen in W13 en check de deelvragen (blz. 17).