2K: paragraaf 6.4 en 6.5 - Vergroten

Paragraaf 6.4 en 6.5 
  • Schaal en schaal berekenen
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Paragraaf 6.4 en 6.5 
  • Schaal en schaal berekenen

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we deze les doen? 
  • uitleg hoofdstuk 6.4
  • aan het werk met hoofdstuk 6.4
  • uitleg hoofdstuk 6.5
  • aan het werk met hoofdstuk 6.5

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
  • Aan het einde van de les heb je geleerd wat het begrip schaal betekent. 
  • Aan het einde van de les heb je geleerd om te rekenen met de schaal. 
  • Aan het einde van de les heb je geleerd om de schaal te berekenen. 

Slide 3 - Diapositive

Herhaling 
Bereken de factor en onbekende zijde. 
  • 4,5 : 3 = 1,5
  • 4,8x1,5= 7,2

Slide 4 - Diapositive

Uitleg 6.4: Schaal 
Op schaal maken --> iets kleiner maken (bijv. modelauto). 
Schaal 1:18 --> 1 cm is in werkelijkheid 18 cm.(18x zo groot). 

De factor = 18 

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Oefenen: de schaal
schaal 1:50 

De modelauto is 9 cm. lang. 
Hoelang is de auto in werkelijkheid? 
  • schaal   →  werkelijkheid
  •        9      x50         ?
  • 9 x 50 = 450 cm = 4,5 m

Slide 7 - Diapositive

Schaal 1 : 65.
De modeltrein is 43 cm. lang.
Hoelang is de trein in het echt?

Slide 8 - Question ouverte

De schaal 1 : 4,5
De model iphone is 40 mm.
Hoe groot is de iPhone
in werkelijkheid in cm?

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

antwoord O26

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

antwoord O28

Slide 13 - Diapositive

Herhaling
6.1 t/m 6.3

Slide 14 - Diapositive

Wat is dan nu de hoogte van de vergroting?
A
24 cm
B
30 cm
C
13 cm
D
11 cm

Slide 15 - Quiz

Bereken de vergrotingsfactor
A
4
B
3
C
2,5
D
0,4

Slide 16 - Quiz

Wat is NIET waar?
Bij het vergroten van een figuur...
A
Blijft de vorm van het figuur hetzelfde
B
Blijven de hoeken even groot
C
Maak je gebruik van de vergrotingsfactor
D
Worden de hoeken ook vergroot.

Slide 17 - Quiz


A
Figuur A
B
Figuur B
C
Figuur C
D
Figuur D

Slide 18 - Quiz

Bereken de vergrotingsfactor
A
30
B
3
C
0,33
D
1/3

Slide 19 - Quiz

Is de vergrotingsfactor groter dan 1 of tussen
de 0 en 1?
A
groter dan 1
B
tussen de 0 en 1

Slide 20 - Quiz

Is de vergrotingsfactor groter dan 1 of tussen
de 0 en 1?
A
groter dan 1
B
Tussen de 0 en 1

Slide 21 - Quiz


A
0,4
B
0,6
C
0,5
D
1,2

Slide 22 - Quiz

Uitleg 6.5: schaal berekenen
1. Meet in de tekening de lengtemaat. 
2. Maak een pijlenketting en zet de maten op de juiste plek. 
3. Bereken de factor. 
4. Schrijf de schaal op. 
In de tekening  --- x --->  in werkelijkheid

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Oefenen: schaal berekenen
  1. De kast is 7 cm. Lengte. 
    In werkelijkheid is hij 1,68 m. 
  2. schaal ---x---> werkelijkheid
  3.   7 cm.  ---x---> 168cm. (omrekenen). 
  4. De factor is 168 : 7 = 24
  5. De schaal is 1:24


7cm Kast

Slide 25 - Diapositive

Bereken de schaal.
Het konijn is 3,5 cm. hoog.
In werkelijkheid is hij 15,75 cm. hoog.

Slide 26 - Question ouverte

Wat is de schaal?
De kaars hiernaast is 75 mm hoog.
In werkelijkheid is hij 15 cm. hoog.

A
1:20
B
1:200
C
1:2
D
1:0,2

Slide 27 - Quiz

Wat is de schaal?
De stoel hiernaast is 12 dm. hoog.
In werkelijkheid is de stoel 1,5 m. hoog.
A
1 : 1,25
B
1: 8
C
1 : 0,8
D
1 : 0,125

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Diapositive

antwoord O32

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

antwoord E11
30 x 250.000 = 7.500.000 cm = 75 km

Slide 32 - Diapositive