Herhalen voor proefwerk

Hoofdstuk 7: Bewegen
2HV
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
Middelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 7: Bewegen
2HV

Slide 1 - Diapositive

Herhalen voor proefwerk

Slide 2 - Diapositive

Welke begrippen hebben
we besproken in dit hoofdstuk?

Slide 3 - Carte mentale

Welke manier om een beweging vast te leggen MOET in een verduisterde ruimte gemaakt worden?
A
Fotograferen
B
Filmen
C
Stroboscopische foto
D
Tijdtikker

Slide 4 - Quiz

Wat is een stroboscopische foto?
A
Een aantal foto's achter elkaar geplakt
B
Open sluiter en belichten met een aantal lichtflitsen
C
De sluiter kort open en de hele tijd belichten
D
Een foto genomen in de discotheek

Slide 5 - Quiz

Op een stroboscopische foto zie je de afstand tussen de beeldjes steeds minder groot worden. Wat voor soort beweging is dit?
A
Eenparige beweging
B
Versnelde beweging
C
Vertraagde beweging

Slide 6 - Quiz

Op een afstand-tijd diagram moet de tijd altijd verticaal staan en de afstand horizontaal
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Wat is de formule om gemiddelde snelheid te berekenen
A
snelheid =afstand : tijd
B
snelheid = tijd : afstand
C
tijd = snelheid x afstand

Slide 8 - Quiz

Waar staat de afkorting s voor?
A
Snelheid
B
Stroomsterkte
C
Afstand
D
Tijd

Slide 9 - Quiz

Een auto rijdt 385 km met een gemiddelde snelheid 110 km/h. Berekenen hoelang de auto over die afstand rijdt.
A
385 : 110 = 3,5 h
B
110 : 385 = 0,29 h
C
385 x 110 = 42350 h

Slide 10 - Quiz

Je fietst naar school in 30 minuten. De afstand is 8 km. Wat is je gemiddelde snelheid?
A
8 x 30 = 240 km/h
B
8 x 0,5 = 4 km/h
C
8 : 30 = 0,27 km/h
D
8 : 0,5 = 16 km/h

Slide 11 - Quiz

De snelheid van een auto is 108 km/h.
Hoe groot is de snelheid in m/s?
A
108 x 3,6 = 389 m/s
B
108 : 10 = 10,8 m/s
C
108 : 3,6 = 30 m/s

Slide 12 - Quiz

Je fietst 7 km in 0,5 uur. Wat is je gemiddelde snelheid?
A
3,5 km / h
B
3,9 m / s
C
14 km / h
D
iets anders

Slide 13 - Quiz

Reken de afstand van de fietstocht uit:
De route mag maximaal 4 uur duren
Gemiddelde snelheid 15 kilometer per uur

A
40 km
B
16 km
C
60 km
D
4 km

Slide 14 - Quiz

Twee voetballers rennen tegelijk op een bal af. Op welk punt komen ze elkaar tegen?
A
0 m
B
30 m
C
40 m
D
68 m

Slide 15 - Quiz

De jongen op deze foto loopt van rechts naar links. Zijn beweging is..
A
Vertraagd
B
Eenparig
C
Versneld

Slide 16 - Quiz

De jongen op deze foto loopt van rechts naar links. Zijn beweging is..
A
Vertraagd
B
Eenparig
C
Versneld

Slide 17 - Quiz

Bekijk de s,t-diagram. wat is er aan de hand op stukje B? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
de persoon voert een eenparige beweging uit
B
de persoon staat stil
C
de persoon heeft dezelfde snelheid
D
geen van deze antwoorden is juist

Slide 18 - Quiz

De stopafstand wordt kleiner als de remkracht groter is
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Een auto die 30 km/h rijdt staat eerder stil wanneer er hard geremd wordt dan wanneer een auto 50 km/h rijdt. Hoe komt dat?
A
De beginsnelheid is dan anders
B
De massa is anders
C
De remkracht is anders

Slide 20 - Quiz

Een automobilist ziet een kind oversteken en remt 1,4 seconden nadat hij het kind heeft gezien. Deze persoon heeft een...
A
Goed reactie vermogen
B
Gemiddeld reactie vermogen
C
Slecht reactievermogen

Slide 21 - Quiz

Hoe noem je de afstand die de persoon uit de vorige vraag aflegt in de 1,4 seconden die hij nodig heeft om op de rem te trappen?
A
Remweg
B
Reactieafstand
C
Stopafstand

Slide 22 - Quiz

De stopafstand is
A
Reactieafstand + remweg
B
Reactieafstand + reactietijd
C
Hoe lang het duurt voor je stopt
D
De afstand tot het stopbord

Slide 23 - Quiz


Wanneer de snelheid verdubbelt, dan verdubbelt ook de remweg.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz