BE1 4.8 Grammatica woordsoorten: psv + bzv

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Wat leer je nou?

Herhalen zinsdeel: meewerkend voorwerp

Woordsoort: persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord

Spellen:  voltooid deelwoord

Woordgrapje!

Ik-werkwoord:

psv 1e persoon enkelvoud 

+

zelfstandig naamwoord enkelvoud of meervoud

ng: koppelwerkwoord + bn en/of zn. 

Grammatica zinsdelen benoemen

Uitleg meewerkend voorwerp (mv)

Het meewerkend voorwerp van de zin kan je vinden door de volgende vraag te stellen:
aan/voor + wie / wat + pv + ow + lv + gezegde?

/ Hij / heeft / aan mijn broer / een nieuwe fiets / gegeven / .

   o      pv                  mv                            lv                          wg

Stel de vraag: aan/voor + wie/wat + heeft + hij + een nieuwe fiets + gegeven?    Antwoord: aan mijn broer

Let op: Je moet aan/voor weg kunnen laten of toe kunnen voegen.

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?

Hij geeft aan mij een mooi cadeau voor mijn verjaardag.

1. mij
2. voor mijn verjaardag
3. mijn verjaardag
4. aan mij

Wat is het meewerkend voorwerp in de onderstaande zin?

Gisterochtend heeft hij mijn auto naar de garage gebracht.

1. mijn auto
2. geen meewerkend voorwerp
3. auto
4. de garage

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?

Wie van jullie heeft die nieuwe film
nog niet bekeken?

1. Wie van jullie
2. die nieuwe film
3. geen meewerkend voorwerp
4. jullie

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?

Mijn vriend geeft de poes en de hond hun eten.

1. Mijn vriend
2. de poes en de hond
3. hun eten
4. geen meewerkend voorwerp

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?

De Nederlandse regering geeft het voortgezet onderwijs extra geld.

1. De Nederlandse regering
2. het voortgezet onderwijs
3. geen meewerkend voorwerp
4. extra geld

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?

Een mooi cadeau gaf de directeur haar.

1. Een mooi cadeau
2. de directeur
3. geen meewerkend voorwerp
4. haar

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?

Het vakantiewerk heeft ons vijftig euro opgeleverd.

1. Het vakantiewerk
2. ons
3. geen meewerkend voorwerp
4. vijftig euro

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?

Hij liet haar gisteren zijn website zien.

1. Hij
2. haar
3. geen meewerkend voorwerp
4. zijn website

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?

Hij stond al minuten lang aan de kant te wachten.

1. Hij
2. al minuten lang
3. geen meewerkend voorwerp
4. aan de kant

§4.8 Grammatica woordsoorten 

vw = voegwoord

psv = persoonlijk voornaamwoord

bzv = bezittelijk voornaamwoord

Zin langer maken?

Gebruik een voegwoord! 

Zinnen plak je aan elkaar met een voegwoord (vw):

want, omdat, en, of, terwijl ... en nog véél meer!

'Omdat' en 'want hebben dezelfde betekenis.
Na welk voegwoord volgt een hoofdzin?

1. omdat
2. want
3. terwijl

persoonlijk voornaamwoord (psv)

woordsoort: persoonlijk voornaamwoord (psv)

voorwerpsvorm

onderwerpsvorm

Het psv verwijst naar één of meerdere personen,dingen of begrippen.

onderwerpsvorm = o

Hij kan geweldig gamen.

Waarom willen jullie meedoen?

voorwerpsvorm = lv en mv of na een voorzetsel

Ik heb haar gebeld (lv)

De docent geeft hem een tien. (mv)

We spraken bij ons af. (na vz)

Je gebruikt 'hen':

• Als het een lijdend voorwerp is. Ik zie hen buitenspelen.
• Na een voorzetsel. Ik geef de boeken aan hen.

Je gebruikt 'hun': 

• Bij personen in een meewerkend voorwerp zonder voorzetsel ervoor. Hij geeft hun de bos bloemen. 

'

Wanneer gebruik je nou hen of hun?

Welk woord is een persoonlijk voornaamwoord (psv)?

1. hij
2. die
3. welke
4. hem

Het bezittelijk voornaamwoord (bzv)

Het bezittelijk voornaamwoord (bzv) duidt een bezit aan. 

Het heeft een enkelvoud en een meervoud.

Persoon	Enkelvoud	Meervoud
1e	mijn, m'n	ons, onze
2e	jouw, je	jullie
	uw	uw
3e	zijn, z'n	hun
	haar
	zijn

Het bezittelijk voornaamwoord (bzv)

                                             

                             Zijn grootste hobby is kitesurfen.

Het bzv geef aan van wie iets is. 

Het staat meestal voor een zn.

Maar soms staat er ook een bn en vz ervoor.

Mijn fiets is gestolen. (bzv)

De gestolen fiets was van mij. (vz+psv)

Met een vz+psv 

kan je ook een bezit 

aangeven.

Let op hahaha!

De meeste vreemde talen hebben meer verschillende bzv dan het Nederlands. 

Het bzv past zich aan aan het zn dat erbij hoort, zoals in het Frans:

ta mère, ton papa, tes parents

Welk woord is een bezittelijk voornaamwoord (bzv)?

1. hij
2. hem
3. zijn
4. is

Wat?	§4.8 Grammatica woordsoorten: nakijken 1-4 en maak 6, 7, 10, 12 §4.9 Spelling: maak 1 en 2
Hoe?	Leerwerkboek
Hulp?	Leerwerkboek --> klasgenoot --> Straver
Resultaat?	Maandag bespreken
Leerdoel?	voegwoorden, persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord voltooid deelwoord spellen
Klaar?	Taak, lezen

Hoe ging het in de klas?

Wat weet je nu?

Wat weet je nu?

zinsdeel: meewerkend voorwerp

woordsoorten: voegwoord, persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

spellen: voltooid deelwoord

Einde van de les

Meewerkend voorwerp (mv)

Het mv werkt mee aan het o, wg en lv. Als het zinsdeel begint met aan/voor en je kunt dit voorzetsel weglaten. Maar ook andersom, dus toevoegen.