Oefeningen_ nieren en lever_2021_havo5

De nieren 
Wat is het verschil tussen de urinebuis van de man en vrouw?
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

De nieren 
Wat is het verschil tussen de urinebuis van de man en vrouw?

Slide 1 - Diapositive

verschil lengte urinebuis man en vrouw

Slide 2 - Diapositive

Tot welk stelsel behoren de nieren?
A
Transportstelsel
B
Ademhalingsstelsel
C
Uitscheidingsstelsel
D
Zenuwstelsel

Slide 3 - Quiz

Benoem de onderdelen van de nier van buiten naar binnen.
A
Nierkapsel, niermerg, nierschors, nierbekken
B
Nierkapsel, nierschors, nierbekken, niermerg
C
Nierkapsel, nierbekken, nierschors, niermerg
D
Nierkapsel, nierschors, niermerg, nierbekken

Slide 4 - Quiz

De nieren liggen.....
A
Laag in de buikholte
B
In het midden van de buikholte
C
Hoog in de buikholte
D
In de borstholte

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Vidéo

Welke pijl geeft terugresorptie aan?
Welke pijl geeft ultrafiltratie aan?

Slide 7 - Question ouverte

Verklaar waardoor bij diabetespatiënten zoete urine wordt gevormd

Slide 8 - Question ouverte

De lever 

Slide 9 - Diapositive

Dit is een nefron. Hoe noemen we het proces dat tussen nr. 1 en 2 plaatsvindt?
A
Terugresorptie
B
Secretie
C
Ultrafiltratie
D
Excretie

Slide 10 - Quiz

Welk bloedvat bevat de hoogste ureumconcentratie?
A
slagader naar het nefron
B
ader van het nefron
C
bloedvat dat uit glomerulus komt

Slide 11 - Quiz

Welk hormoon zorgt ervoor dat er voldoende water wordt teruggenomen door het nefron
A
Aldosteron
B
ADH
C
EPO
D
Vitamine D

Slide 12 - Quiz

Welk of welke organen scheiden water uit?
A
Nieren
B
Nieren en huid
C
Nieren, longen, huid en lever
D
Nieren, huid en longen

Slide 13 - Quiz

Waar gaan afvalstoffen uit je bloed naartoe?
A
Lever en nieren
B
Nieren en longen
C
Lever en longen
D
Lever, nieren en longen

Slide 14 - Quiz

De lever krijgt zijn zuurstof van..
A
de poortader
B
de leverslagader
C
de poortader en de lerverslagader

Slide 15 - Quiz

Juist of onjuist:

Bij een te hoge concentratie glucose in het bloed maakt de lever insuline aan
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Wat is geen functie van de lever?
A
rode bloedcellen afbreken
B
glucose opslaan
C
DNA afbreken
D
CO2 opslaan

Slide 17 - Quiz

Cholesterol = vetzuur, deels opgenomen via voeding, deels gemaakt in lever. Waar gebruikt het lichaam cholesterol voor?
A
Celmembranen
B
Geslachtshormonen
C
Vit. D
D
Celmembranen, geslachtshormonen en Vit. D

Slide 18 - Quiz

Poep is bruin omdat...
A
al het eten door elkaar heen bruin is
B
de enzymen van de darm bruin zijn
C
de lever bruin gekleurde afvalstoffen afgeeft.

Slide 19 - Quiz

Tot het inwendig milieu behoort ...
A
de inhoud van de blaas
B
de inhoud van de darmen
C
de inhoud van de longen
D
de inhoud van de lever

Slide 20 - Quiz

Wat doet de lever met ijzer?
A
Hij slaat ijzer op
B
Hij zorgt dat ijzer in de rode bloedcellen komt
C
Hij zorgt dat ijzer in de witte bloedcellen komt
D
Hij maakt ijzer

Slide 21 - Quiz

De juiste volgorde van het urinewegstelsel is...
A
Nieren - Blaas - Urineleider
B
Nieren - Urineleider - Blaas
C
Urineleider - Nieren - Blaas
D
Urineleider - Blaas - Nieren

Slide 22 - Quiz

Bevinden de nieren zich onder of boven het middenrif ?
A
onder
B
boven

Slide 23 - Quiz

Wat halen je nieren niet uit je bloed?
A
Ureum
B
Hormonen
C
Water
D
Glucose

Slide 24 - Quiz

Tot welk stelsel behoren de nieren?
A
Transportstelsel
B
Ademhalingsstelsel
C
Uitscheidingsstelsel
D
Zenuwstelsel

Slide 25 - Quiz

Waar zit het gezuiverde bloed na de nieren in?
A
nierslagader
B
nierader

Slide 26 - Quiz

ADH regelt ...
A
de groei en ontwikkeling
B
de stofwisseling
C
rijping van de eicel
D
de resorptie van water in de nieren

Slide 27 - Quiz

De Poortader is speciaal, hij is zuurstof arm en gaat van de ... naar de ....
A
Maag en lever naar de darmen
B
Nieren en maag naar de lever
C
Maag en darmen naar de nieren
D
Maag en darmen naar de lever

Slide 28 - Quiz

Als je veel hebt gedronken, maken de nieren... urine aan, deze urine is dan … van kleur
A
veel, donkergeel
B
weinig, donkergeel
C
veel, lichtgeel
D
weinig, lichtgeel

Slide 29 - Quiz

In de nieren worden verschillende stoffen uit het bloed verwijderd en met de urine uitgescheiden. Hiernaast wordt onder andere een nier weergegeven.
Welke letter geeft een plaats aan waar urine stroomt?
P is een slagader
Q is een ader
R is de urineleider, die brengt urine van de nier naar de blaas
A
letter P
B
letter Q
C
letter R

Slide 30 - Quiz