hoofdstuk 3 deel 1 lesson up

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Hoofdstuk 3 Planten en dieren
3.1 Doelstelling:
Je kunt het verschil uit leggen tussen biotische en abiotische factoren.
Je kunt beschrijven wat een ecosysteem is.
Je kunt uitleggen dat planten zich aanpassen aan hun omgeving.

Slide 2 - Diapositive

3.1 Organismen en hun omgeving
Vandaag leren we:
- hoe factoren invloed hebben op organismen en hun omgeving
- het verschil tussen biotische en abiotische factoren
- hoe planten zich aanpassen aan een ecosysteem
 - hoe dieren zich aanpassen aan kou en hitte
- hoe dieren zich aanpassen aan hun voedsel

Slide 3 - Diapositive

Voor alle onderstaande vragen die gaan komen mag je de antwoorden zoeken in je lesboek! Probeer de theorie vervolgens te onthouden.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Biotische- en abiotische factoren
Biotische factoren: invloeden uit de levende natuur
Abiotische factoren: invloeden uit de niet-levende natuur

Slide 6 - Diapositive

Planten passen zich aan
Voorjaarsbloeiers: bloeien in het bos, maar voordat er bladeren in de bomen groeien.
Klimplanten: ze klimmen langs bomen en muren omhoog
Woestijnplanten: hebben kleine blaadjes, zodat ze niet uitdrogen


Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Wat voor soort plant was dat?
A
Voorjaarsbloeier
B
Klimplant
C
Woestijnplant

Slide 9 - Quiz

Wat zijn voorjaarsbloeiers?
A
Zonplanten die in het voorjaar groeien
B
Kamerplanten die in het voorjaar bloeien
C
Schaduwplanten die in het voorjaar groeien

Slide 10 - Quiz

Deze plant klimt m.b.v. hechtwortels langs andere planten omhoog, naar het licht. De planten hebben deze aanpassingen om omhoog te klimmen, om zo voldoende zonlicht te krijgen voor de fotosynthese.

A
Klimop
B
Voorjaarsbloeier
C
Planten met wortelrozetten

Slide 11 - Quiz

Hoe noem je dit?
A
Wortelkanaal
B
Wortelrozet
C
Wortelbloei

Slide 12 - Quiz

Aanpassingen aan kou en hitte
Warmbloedige dieren houden hun lichaamstemperatuur constant. Ze hebben vet, een dikke vacht of veren die ze beschermen tegen de kou.

Slide 13 - Diapositive

Een planteneter heeft knipkiezen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Knipkiezen horen bij:
A
Alles eters
B
Planteneters
C
Vleeseters

Slide 15 - Quiz

Knipkiezen
A
Varkens en koeien
B
Koeien en schapen
C
Leeuwen en tijgers
D
Mensen en vissen

Slide 16 - Quiz

Plooikiezen horen bij:
A
Alles eters
B
Planteneters
C
Vleeseters

Slide 17 - Quiz

wat is de functie van plooikiezen?
A
het voedsel kan worden vastgehouden in de bek
B
bij het kauwen kunnen de ribbels op de plooikiezen het voedsel goed vermalen
C
bij het kauwen zorgen de plooikiezen voor het verteren van plantencellen
D
bij het kauwen kunnen de scherpe kiezen het voedsel snijden

Slide 18 - Quiz

Wat zijn plooikiezen?
A
Kiezen met een knobbelig oppervlakte, waarmee het voedsel kan worden fijngemalen.
B
Kiezen met harde richels van glazuur, waarmee het voedsel kan worden fijngemalen.
C
Scherpe kiezen waarmee het voedsel in stukken kan worden geknipt.

Slide 19 - Quiz

Snavels van vogels 
Kegelsnavel
zaden kraken 
Pincetsnavel
insecten uit boomschors vangen
Haaksnavel
prooi in stukken scheuren (roofvogel)
Priemsnavel
bodemdieren uit de grond pikken
Zeefsnavel 
(eend) om planten en dieren uit het water te zeven

Slide 20 - Diapositive

snavels van vogels

Slide 21 - Diapositive


Een haaksnavel is voor het eten van..
A
planten
B
zaden
C
vlees
D
insecten

Slide 22 - Quiz

Welk soort snavel heeft de vogel op de foto?
A
haaksnavel
B
zeefsnavel
C
pincetsnavel
D
kegelsnavel

Slide 23 - Quiz

Welk type snavel is geschikt om zaden mee te kraken?
A
Haaksnavel
B
Priemsnavel
C
Kegelsnavel

Slide 24 - Quiz

Zoogdieren en vogels zijn warmbloedig. Leg uit wat warmbloedig betekent?

Slide 25 - Question ouverte

En wat zijn koudbloedige dieren en geef een voorbeeld van een koudbloedig dier.

Slide 26 - Question ouverte

Leg uit wat stelpoten zijn.

Slide 27 - Question ouverte

Wat is een ecosysteem en geef twee voorbeelden.

Slide 28 - Question ouverte