5.2 Nieuwe Steden

Hallo!


Niet vergeten;
- Telefoon in je kluis! Zie ik hem wel? Dan ben je hem kwijt tot het einde van de dag.
- Wil je iets zeggen of vragen? Steek je hand omhoog.
- Laptops op tafel.
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hallo!


Niet vergeten;
- Telefoon in je kluis! Zie ik hem wel? Dan ben je hem kwijt tot het einde van de dag.
- Wil je iets zeggen of vragen? Steek je hand omhoog.
- Laptops op tafel.

Slide 1 - Diapositive

In welke tijdvak zijn wij nu?
A
Tijdvak 1
B
Tijdvak 4
C
Tijdvak 7
D
Tijdvak 3

Slide 2 - Quiz

Wat is de naam van tijdvak 4?
A
Tijd van monniken en ridders
B
Tijd van burgers en stoommachines
C
Tijd van Steden en Staten
D
Tijd van Grieken en Romeinen

Slide 3 - Quiz

Wat weet jij al van monniken en ridders?

Slide 4 - Carte mentale

5.2 Nieuwe Steden

B1

Slide 5 - Diapositive

Dagmenu
1. Introductie                       (5min)
2. Nieuwe Steden               (15min)
3. Opdrachten                     (15min)
4. Afsluiting                          (5min)

Slide 6 - Diapositive

Leerdoel
Waardoor kwamen er nieuwe steden? Wie was de baas in een stad?

Slide 7 - Diapositive

Tijd van steden en staten

Slide 8 - Diapositive

Handel neemt toe
Na het jaar 1000 gebruikten de boeren mest en betere werktuigen. Daardoor werden de oogsten groter. De boeren hielden producten over. Ze verkochten die op de markt in de buurt. Op die manier verdienden ze geld. Daarvan konden ze producten kopen die ze zelf niet konden maken. Ze kochten die van handelaren. Hierdoor nam de handel toe.
Het was ook veiliger geworden in Europa. Handelaren konden weer reizen. Daardoor kon je van alles bij ze kopen. Wijn uit Frankrijk bijvoorbeeld, of zijde uit Azië.

Slide 9 - Diapositive

Een goede plek
Handelaren reisden niet altijd. In de winter moesten ze ergens wonen. Daar wilden ze ook hun goederen bewaren. Wat was een goede plek? Het was handig als die plek aan een handelsroute lag. En dan het liefst bij een kruispunt van wegen en rivieren. Daar kwamen veel mensen voorbij. En zelf kon je alle kanten op reizen. 

Slide 10 - Diapositive

Een goede plek
De plek moest ook veilig zijn. Daarom kozen ze een plek in de buurt van een kasteel of klooster. Als er gevaar was, konden ze daar naartoe vluchten. Op zulke plaatsen ontstonden nieuwe steden. De bewoners van de stad noemden zich burgers.

Slide 11 - Diapositive

Opdrachten/Huiswerk
Maak op Learnbeat:
5.2A en 5.2B
Volgende les: Het tweede deel van 5.2 Nieuwe steden

Slide 12 - Diapositive

Hallo!


Niet vergeten;
- Telefoon in je kluis! Zie ik hem wel? Dan ben je hem kwijt tot het einde van de dag.
- Wil je iets zeggen of vragen? Steek je hand omhoog.
- Laptops op tafel.

Slide 13 - Diapositive

Waar verkochten de boeren hun oogst?
A
Op de markt
B
In de tuin
C
Op het dak
D
Bij de Macdonalds

Slide 14 - Quiz

Waar en waarom daar, woonden de handelaren?

Slide 15 - Carte mentale

5.2 Nieuwe Steden

B1

Slide 16 - Diapositive

Dagmenu
1. Introductie                       (5min)
2. Nieuwe Steden               (15min)
3. Opdrachten                     (15min)
4. Afsluiting                          (5min)

Slide 17 - Diapositive

Leerdoel
Waardoor kwamen er nieuwe steden? Wie was de baas in een stad?

Slide 18 - Diapositive

Tijd van steden en staten

Slide 19 - Diapositive

Eigen baas zijn
Een stad lag in het gebied van een graaf. Hij was er de baas: iedereen moest hem gehoorzamen. Maar de steden werden rijk en machtig. De burgers wilden eigen baas zijn in hun stad. Ze vroegen de graaf om stadsrechten. Met stadsrechten mochten burgers zelf hun stad besturen. Ze mochten dan een dikke muur om de stad bouwen, met stadspoorten erin. Pas dan was een plaats een echte stad. Voor die stadsrechten moesten de burgers iets terugdoen: belasting betalen aan de graaf en hem bij oorlog helpen.


Slide 20 - Diapositive

Een eigen bestuur

Door stadsrechten kreeg een stad een eigen bestuur. Dat maakte de regels. Alle burgers moesten zich daaraan houden. Hoe zag het bestuur eruit?
‘Houd de dief! Roep de schout en zijn rakkers!’ Dat hoorde je een marktkoopman weleens roepen. Dan had een dief iets van hem gestolen. Rakkers lijken op politieagenten van nu. De schout was hun baas. Zij namen de dief gevangen. Schepenen beslisten welke straf de dief kreeg.

Slide 21 - Diapositive

Een eigen bestuur

Je kunt schepenen vergelijken met rechters nu. Een stad had ook een burgemeester. Schout, schepenen en burgemeester bestuurden samen de stad. Ze kwamen meestal uit de rijkste families.

Slide 22 - Diapositive

Welk tijdvak zijn we nu in terecht gekomen?
A
Wereldoorlogen 1900-1950
B
Grieken en Romeinen 500 v. Chr - 500
C
Monniken en ridders 500-1000
D
Steden en Staten 1000-1500

Slide 23 - Quiz

Wat voor democratie is Nederland?
A
Directe democratie
B
Indirecte democratie
C
Geen democratie
D
Wat is democratie? Kan ik dat eten?

Slide 24 - Quiz

Opdrachten/Huiswerk
Maak op Learnbeat:
5.2C & 5.2D
Volgende les: 5.3 Werken in de stad

Slide 25 - Diapositive