Oefenen voor toets Licht

Een verlicht voorwerp kun je zien als het in je gezichtsveld staat.
A
waar
B
niet waar
1 / 18
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Een verlicht voorwerp kun je zien als het in je gezichtsveld staat.
A
waar
B
niet waar

Slide 1 - Quiz

Accommoderen van je oog betekent dat er meer licht in je oog komt.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

De pupil van je oog kan platter of boller worden.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

De iris heeft dezelfde kleur als de ooglens.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Een spiegel maakt je gezichtsveld groter.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Een CCD is een lichtgevoelig plaatje.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

In een divergente lichtbundel lopen de lichtstralen naar elkaar toe.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Licht heeft een golfbeweging.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Lichtstralen breken als ze loodrecht op een doorzichtig oppervlak vallen.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Een fototoestel heeft een negatieve lens.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Hoe kleiner de brandpunts-afstand, hoe sterker de lens.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Je ziet scherp als het beeld precies op je netvlies valt.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

De beeldafstand is de afstand van het voorwerp tot de lens.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Door uitzoomen komt een kleiner gebied op de foto.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Een verziend iemand ziet veraf goed en dichtbij slecht.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

De ooglens van een mens is een holle lens.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Een holle lens is aan de rand dikker dan in het midden.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Een polarisatie-filter laat alleen lichtgolven door in dezelfde richting als de opening.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz