woorden verkorten
vwo
A
afkorting
B
verkorting
C
initiaalwoord
D
letterwoord
1 / 15
Éléments de cette leçon
vwo
A
afkorting
B
verkorting
C
initiaalwoord
D
letterwoord
Slide 1 - Quiz
ANP
A
afkorting
B
verkorting
C
initiaalwoord
D
letterwoord
Slide 2 - Quiz
€
A
afkorting
B
verkorting
C
initiaalwoord
D
symbool
Slide 3 - Quiz
vip
A
afkorting
B
letterwoord
C
symbool
D
verkorting
Slide 4 - Quiz
prof
A
verkorting
B
afkorting
C
letterwoord
D
initiaalwoord
Slide 5 - Quiz
o.v.v.
A
afkorting
B
verkorting
C
initiaalwoord
D
letterwoord
Slide 6 - Quiz
RIAGG
A
afkorting
B
verkorting
C
letterwoord
D
initiaalwoord
Slide 7 - Quiz
gft
A
afkorting
B
verkorting
C
letterwoord
D
initiaalwoord
Slide 8 - Quiz
i.s.m.
A
verkorting
B
letterwoord
C
afkorting
D
symbool
Slide 9 - Quiz
km
A
afkorting
B
verkorting
C
initiaalwoord
D
symbool
Slide 10 - Quiz
Een letterwoord spreek je uit als losse letters.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quiz
Een verkorting spreek je uit als een woord.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quiz
Bij het noteren van een initiaalwoord gebruik je puntjes.
A
juist
B
niet juist
Slide 13 - Quiz
afkorting
Slide 14 - Carte mentale
symbool
