Quiz wondzorg

1 / 16
suivant
Slide 1: Vidéo
VerzorgendeMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

Wonden mag je spoelen met kraanwater
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Wat voor soort wond zie je op de afbeelding?
A
Stralingswond
B
Circulatiestoorniswond
C
Oncologische wond
D
Thermische wond

Slide 3 - Quiz

Met welke twee soorten wonden krijg je als verzorgende het meest te maken?
A
circulatiestoornis-wonden en elektrische wonden
B
mechanische wonden en stralingswonden
C
infectiewonden en chemische wonden
D
circulatiestoornis-wonden en oncologische wonden

Slide 4 - Quiz

Kan een gele wond gemakkelijk genezen?
A
ja
B
nee, de wond moet eerst schoon worden

Slide 5 - Quiz

Waarom is het belangrijk om het verband te zien wat je van de wond afhaalt?
A
Ik gooi het gelijk weg
B
Het moet in een speciale container
C
Om te kijken of het opnieuw gebruikt kan worden
D
Het geeft informatie over de wond

Slide 6 - Quiz

Hoe ziet categorie 2- decubitus eruit?
A
uitgebreide rode plek
B
diepe wond
C
blaar en ontvelling
D
gele wond

Slide 7 - Quiz

Hoe herken je de eerste tekenen van decubitus?
A
Blaarvorming
B
Open wond
C
Niet wegdrukbare roodheid
D
Geel wondvocht

Slide 8 - Quiz

Droge wonden moet je ook droog verbinden
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

mechanische wond
Thermische wond
Chemische wond

Slide 10 - Question de remorquage

Granulatie is een teken van infectie
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Als verzorgende mag je een necrotomie uitvoeren.
A
niet waar
B
waar

Slide 12 - Quiz

De T in TIME betekent:
A
De tijd dat de wond bestaat
B
De kleur van de wond
C
De tijd die de wond nodig heeft om te genezen
D
Het tempo van de wondgenezing

Slide 13 - Quiz

De M in TIME betekent?
A
Mate van genezing
B
Mate van vochtigheid
C
Mate van roodheid
D
Mate van uitbreiding

Slide 14 - Quiz

Bij decubitus....
A: Gebruiken we een luchtwissel-matras
B: Geven we wisselligging
A
A is juist B is onjuist
B
B is juist A is onjuist
C
A en B zijn juist
D
A en B zijn onjuist

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Vidéo