5.4 De evolutietheorie

Welkom! Wat wordt van je verwacht bij binnenkomst?
- Kom rustig binnen en ga direct naar je werkplek (klasopstelling).

- Jassen op de gang? Oortjes/kauwgom uit? Tablet blijft in de tas.

- Kletstijd tot timer afloopt of je docent dat aangeeft (stoplicht).

- Werkspullen voor je.

- Start van het leesmoment (lezen theorie uit je lesboek).
Lezen vanaf paragraaf 4, lekker doorlezen tot de tijd voorbij is.

- Daarna: vragenuitleg en zelfstandig werken.
timer
2:00
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Welkom! Wat wordt van je verwacht bij binnenkomst?
- Kom rustig binnen en ga direct naar je werkplek (klasopstelling).

- Jassen op de gang? Oortjes/kauwgom uit? Tablet blijft in de tas.

- Kletstijd tot timer afloopt of je docent dat aangeeft (stoplicht).

- Werkspullen voor je.

- Start van het leesmoment (lezen theorie uit je lesboek).
Lezen vanaf paragraaf 4, lekker doorlezen tot de tijd voorbij is.

- Daarna: vragenuitleg en zelfstandig werken.
timer
2:00

Slide 1 - Diapositive

Thema 5 Erfelijkheid en evolutie
5.4 De evolutietheorie

Slide 2 - Diapositive

Herhaling: Variatie in genotypen
Bij geslachtelijke voortplanting ontstaat variatie in genotypen. Wat wordt hiermee bedoeld?

Slide 3 - Diapositive

Chromsomenparen zijn gelijk, maar de informatie op de twee chromosomen van een paar kan verschillen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Een plotselinge verandering van het genotype heet een..
A
Mutant
B
Mutatie
C
Variatie
D
Mutageen

Slide 5 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van een mutagene invloed?
A
Sigarettenrook
B
UV-straling
C
Tumor
D
Asbeststof

Slide 6 - Quiz

Leerdoel van 5.4
Aan het einde van de les kan je de evolutietheorie beschrijven.

Slide 7 - Diapositive

Het uitlegfilmpje
Volgende slide

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Wat is evolutie?
Dat de levensvormen op aarde in de loop van de tijd ontstaan, veranderen of verdwijnen.

Oftewel...

Evolutie: de ontwikkeling van het leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen.

Slide 10 - Diapositive

De evolutietheorie is vooral ontwikkeld door Charles Darwin.

Hij was een Engelse onderzoeker in de negentiende eeuw.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Uitgangspunten evolutietheorie
De uitgangspunten van de evolutietheorie zijn:

- veranderingen vinden plaats in een periode van miljoenen jaren

- Er is variatie in genotypen

- Er vind natuurlijke selectie plaats

- Er ontstaan nieuwe soorten

We bespreken ze deze les.

Slide 13 - Diapositive

Variatie in genotypen
De meeste planten en dieren planten zich geslachtelijk voort. 

Bij geslachtelijke voortplanting ontstaat variatie in genotypen.

Ook door mutaties kan variatie in genotypen ontstaan.


Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Natuurlijke selectie

  • Individuen met de gunstigste fenotypen overleven
  • meer kan op het krijgen van nakomelingen.
  • De gunstige eigenschappen worden doorgegeven.
Door natuurlijke selectie kunnen soorten ontstaan, veranderen of verdwijnen.



Slide 16 - Diapositive

Natuurlijke selectie
  • Individu slecht aan het milieu aangepast --> weinig of geen nakomelingen. 

  • Het ongunstige genotype niet doorgegeven aan de nakomelingen. 

Slide 17 - Diapositive

Voorbeeld
Kikkers met een zwakke gezondheid of met een opvallende kleur worden opgegeten door roofdieren. Deze kikkers leven kort en hebben weinig kans om nakomelingen te krijgen.

Kikkers die gezond en sterk zijn en een goede schutkleur hebben, hebben de grootste kans om in leven te blijven en nakomelingen te krijgen.

Darwin noemde dit verschijnsel natuurlijke selectie.

Slide 18 - Diapositive

Voorbeeld 2

De giraf met zijn lange nek
Een giraf die een iets langere nek heeft dan andere giraffen, kan meer blaadjes van bomen eten. Hij heeft meer kans om te overleven en nakomelingen te krijgen, die ook weer een langere nek hebben. Zo kunnen er steeds meer giraffen komen met een langere nek, die blaadjes kunnen eten waar andere soorten niet bij kunnen. De soort verandert en is dan beter aangepast aan de omstandigheden.

Slide 19 - Diapositive

Natuurlijke selectie

Slide 20 - Diapositive

Ontstaan van nieuwe soorten
  • Het is belangrijk dat bij een soort veel diversiteit in genotypen is.
  • De soort als geheel heeft dan een grote overlevingskans. 
  • Als de omstandigheden veranderen, is de kans groot dat er organismen zijn met de juiste eigenschappen voor die nieuwe omstandigheden.

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Ontstaan van nieuwe soorten
Door mutatie of geslachtelijke voortplanting kan binnen een soort een nieuwe vorm ontstaan.

Beide vormen kunnen naast elkaar blijven bestaan.

Denk bijvoorbeeld aan verschillende hondenrassen. Alle honden behoren tot 1 soort, want ze kunnen zich onderling voortplanten.

Slide 23 - Diapositive

- Variatie binnen dezelfde soort.
- Onderlinge voortplanting blijft mogelijk.

Slide 24 - Diapositive

Ontstaan van nieuwe soorten
Isolatie: een soort  raakt gescheiden van elkaar (geïsoleerd) door emigratie, rivier, bergen, ijs, een woestijn of een zee.

De twee groepen gaan van elkaar verschillen. 

Na lange tijd kunnen ze niet meer onderling voortplanten, dus het zijn twee verschillende soorten geworden.

Slide 25 - Diapositive

Ontstaan van nieuwe soorten
In de loop van de tijd kan het milieu in de twee leefgebieden gaan verschillen. 

Elke groep organismen ontwikkelt aanpassingen aan het eigen milieu. 

Op deze manier kunnen door isolatie twee verschillende soorten ontstaan.

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Door evolutie
A
Past een populatie zich op lange termijn aan op het milieu
B
Kan een individu zich direct aanpassen aan het milieu
C
Ontstaan er fossielen
D
zorgt het milieu voor mutaties

Slide 28 - Quiz

Wat is evolutie?
A
Het veranderen van een individueel organisme
B
De ontwikkeling die een organisme doormaakt
C
Het ontstaan, veranderen en/of verdwijnen van soorten
D
Het groter worden van een populatie

Slide 29 - Quiz

Wat is natuurlijke selectie?
A
Het verschijnsel dat individuen met ongunstige eigenschappen meer nakomelingen krijgen.
B
Het verschijnsel dat individuen met bepaalde gunstige eigenschappen minder nakomelingen krijgen.
C
Het verschijnsel dat individuen met bepaalde gunstige eigenschappen meer nakomelingen krijgen.

Slide 30 - Quiz

Welke zin klopt
A
links en rechts van de rivier zijn dezelfde soorten
B
links en rechts van de rivier ontstaan verschillende soorten

Slide 31 - Quiz

Een soort is een soort als:
A
Samenleven op dezelfde plek
B
Ze er hetzelfde uit zien
C
Ze op elkaar lijken in de celkenmerken
D
Ze samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen

Slide 32 - Quiz

Aan de slag!
Basisstof 4
-Maak de vragen uit de Lesson-up
- Maak de opdrachten uit je boek
- kijk na

Experts
Maken ook de plus-opdrachten / Samenhang

Praktijkopdracht Deel 1 Onderzoek in je gezin
Werk je verslag verder uit


Slide 33 - Diapositive