2.2 DNA en specialisatie van cellen (1)

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

2.2 DNA en specialisatie van cellen

Vandaag

-Terugblik 2.1 (en bespreken vraag ...?)

-Uitleg 2.2 deel 1 

-Opdrachten van 2.2 maken.

(morgen vervolg 2.2) 

Leerdoelen

4. Je vergelijkt de bouw van DNA met RNA.

5. Je vertaalt de code van een stukje DNA via RNA naar aminozuren en andersom.

6. Je voorspelt de gevolgen van verschillende typen mutaties in het DNA.

7. Je beschrijft de stappen van de celcyclus.

8. Je beschrijft hoe cellen met hetzelfde DNA kunnen verschillen in vorm en functie.

Eiwitsynthese

DNA in kern

mRNA uit de kern

naar ribosoom

aminozuren aan elkaar

Eiwit

Een eiwit is een belangrijke 

bouwstof voor het lichaam 

Een eiwit kun je zien als een 

kralenketting bestaande uit 

verschillende aminozuren

(in totaal 20 aminozuren in dierlijke cellen)

Hoe worden eiwitten gemaakt van DNA?

1. Transcriptie in de celkern (DNA → mRNA)

2. Translatie in het ribosoom (mRNA → eiwit)

Wat valt je op aan het mRNA?

Uracil (U) in plaats van Thymine (T)

Van matrijs DNA naar mRNA:

T -> A

A -> U

C -> G

G -> C

Transcriptie van links naar rechts op de matrijsstreng 

Uracil (U) in plaats 

van Thymine (T)

Structuur DNA / RNA

DNA:

-dubbelstrengs

-A,T,C,G

-deoxyribose

RNA: 

-enkelstrengs

-A,U,C,G

-ribose

Eiwitsynthese

DNA in kern

mRNA uit de kern

naar ribosoom

aminozuren aan elkaar

Codon of triplet = drietal basen die voor een aminozuur coderen (bouwsteen van een eiwit) 

Tabel 71 G genetische code

RNA naar eiwit: translatie

BINAS 71 G staat de genetische code. 

Stel codon AAG. 

RNA naar eiwit: translatie

BINAS 71 G. Stel codon AAG. 

RNA naar eiwit: translatie

BINAS 71 G. Stel codon AAG. 

RNA naar eiwit: translatie

BINAS 71 G. Stel codon AAG. 

RNA naar eiwit: translatie

Translatie begint altijd bij een AUG code (het startcodon in RNA). Hiermee wordt een methionine aminozuur ingebouwd.

Er zijn een paar mogelijke stopcodons waarmee de translatie stopt

oefen

Zoek het bijbehorende aminozuur op:

1. CAG 
2. GAC 
3. UAG 

oefen

Zoek het bijbehorende aminozuur op:

1. CAG = glutamine
2. GAC = Asparaginezuur
3. UAG = geen aminozuur, want stopcodon

Nu en huiswerk:

-Lees paragraaf 2.2

-Maak van 2.2 de opdrachten 24, 28, 29, 30, 33 en 34

0