Les 5 - Ontwikkelingspsychologie Erikson

• Welzijn
• MBO
• Studiejaar 1

Programma 

• Herhaling lesstof 
• Opdracht piramide 
• Theorie: Erikson 
• Opdracht: vergelijken 

1. Volgens Piaget zijn er vier ontwikkelingsfasen. Welke ontwikkelingsfase hoort hier NIET bij?

1. Sensomotorische ontwikkeling
2. Formeel operationele ontwikkeling
3. Preoperationele ontwikkeling
4. Cognitief operationele ontwikkeling

2. De sensomotorische ontwikkeling vindt plaats tussen 0 en 2 jaar.

1. Juist.
2. Onjuist.

3. Leg uit wat objectpermanentie is.

Objectpermanentie: 

Objectpermanentie is het begrip dat voorwerpen aanwezig blijven, ook als ze uit het zicht verdwenen zijn. 

4. Welke begrippen horen bij de preoperationele ontwikkeling? (2-7jr)

1. Egocentrisme, animisme, abstract denken.
2. Animisme, egocentrisme.
3. Animisme, egocentrisme, taalontwikkeling.
4. Alleen animisme.

5. Beschrijf in je eigen woorden wat het conservatieconcept is. Gebruik hierbij een voorbeeld.

Conservatieconcept 

Dingen veranderen van vorm, blijven in hoeveelheid gelijk. Bijvoorbeeld: twee rijen met ieder vijf muntjes. Als je de muntjes verder uit elkaar plaatsen blijft de hoeveelheid gelijk. 

Bijvoorbeeld: een koekje breken. Je hebt nu twee koekjes, de hoeveelheid blijft gelijk (1 koekje). 

6. In de sensomotorische fase is er bij kinderen sprake van cognitieve schema's.

1. Waar
2. Niet waar

7. In de formeel operationele ontwikkelingsfase worden de cognitieve schema's bepaald door:

1. Nurture
2. Waarneming
3. Nature
4. Motoriek

8. Welke manier van denken verdwijnt in de concreet operationele ontwikkelingsfase?

1. Logisch denken
2. Magisch denken
3. Abstract denken
4. Creatief denken

9. Tijdens de formeel operationele ontwikkeling kunnen kinderen een voorstelling maken van abstracte begrippen.

1. Waar
2. Niet waar

Hechting?!

Maslow 

• Piramide van menselijke behoeftes
• Eerst basisbehoeftes ->  dan verder ontwikkelen 
• Opdracht: vul lege piramide in (hang op het bord) 

Erikson 

• Psycho analyticus
• Theorie over levensloop ontwikkeling 
• Acht stadia van ontwikkeling 

Vertrouwen 

(1e levensjaar)

Hechting met de moeder is van belang voor een basis van vertrouwen. Verloopt dit goed, is de kans groot dat we anderen later in ons leven durven te vertrouwen. Er ontstaat hoop.  Als er onvoldoende hechting is, ontstaat er wantrouwen. 

Autonomie 

Peuterleeftijd. 

We leren zelfstandig te worden. We leren ons beheersen en dingen zelf voor elkaar te krijgen (wil). Indien dit niet gewaardeerd wordt wanneer het niet lukt, kan schaamte en twijfel over eigen kunnen ontwikkeld worden.

Initiatief

Kleuterleeftijd. 

We leren doelen te stellen en er naar toe te werken (doelgerichtheid). Als ouders je niet aanmoedigen, kan er later geen initiatief getoond worden. Onverantwoordelijk gedrag speelt dan een rol of je remt jezelf af en voelt je schuldig. 

Vlijt

We leren vaardigheden aan om als volwaardig mens mee te kunnen doen in de maatschappij . Lukt dit niet ontstaat er een gevoel van minderwaardigheid. 

Basisschool leeftijd. 

Identiteit

Tijdens de adolescentie gaat men op zoek naar zijn eigen identiteit. Wie ben ik, wat kan ik? Adolescent kiest positie vanuit eigen waarden en normen (trouw).  Lukt dit niet ontstaat er identiteitsverwarring. 

Puberleeftijd. 

Intimiteit

Betrokkenheid op het werk en het aangaan van relaties vormen de basis binnen de levensfase (liefde). Als het ons niet lukt om die doelen te behalen, is de kans groot dat we een geïsoleerd leven gaan leiden.

Vroege volwassenheid. 

Verandering

Kinderen grootbrengen, carrière maken en anderen helpen, dat is van belang binnen deze levensfase (zorg). Behalen we onze levensdoelen niet, stagneren we in onze ontwikkeling. 

Middelbare leeftijd. 

Integriteit

Het leven heeft betekenis gehad en de naderende dood wordt geaccepteerd. Als we spijt hebben, zullen we de dood niet accepteren. Hierdoor ontstaat wanhoop. 

In de eerste levensfase staat vertrouwen tegenover:

1. Identiteit
2. Wantrouwen
3. Wanhoop
4. Schuldgevoel

Freek is veertig jaar en wilde vroeger een gezin. Freek is carrière gaan maken, hij heeft nooit tijd gemaakt voor een gezin en is nu ongelukkig. Volgens de theorie van Erikson is er in zijn ontwikkeling sprake van stagnatie.
Stagneren houdt in dat de ontwikkeling van Freek door gaat.

1. Juist
2. Onjuist

Tijdens de adolescentie ga je volgens Erikson op zoek naar.....

1. Autonomie
2. Je eigen identiteit
3. Vertrouwen in jezelf
4. Integriteit

In de late volwassenheid (65+) ontstaat wanhoop doordat:

Wanhoop ontstaat doordat: 

Mensen spijt hebben van beslissingen die zij in hun leven gemaakt hebben. Zij hebben onvoldoende betekenis ervaren in hun leven. Ze kunnen de dood hierdoor niet accepteren waardoor wanhoop ontstaat. 

Opdracht

• Vergelijk de verschillende modellen 
• Wat zijn verschillen? Wat zijn overeenkomsten?