Grammatica zd hst 5 opdr 1 en 2

Grammatica zinsdelen hoofdstuk 5

blz. 148-149
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica zinsdelen hoofdstuk 5

blz. 148-149

Slide 1 - Diapositive

Stuur een foto van je huiswerk.
(Kan dat niet nu, dan wil ik het in Teams ontvangen)

Slide 2 - Question ouverte

Welke vraag stel je om het LIJDEND VOORWERP te vinden?
A
Wie/wat+pv?
B
Wie/Wat+wg?
C
Wie/wat+ pv + ow + rest wg?
D
Wie/wat + pv + ow +lv + rest wg?

Slide 3 - Quiz

timer
1:00
Het meewerkend voorwerp

Slide 4 - Carte mentale

Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp te vinden?
A
Wie/wat + pv?
B
Wie/wat + pv + ow + rest wg?
C
Voor wie/ Voor wat + pv + ow + lv + rest wg?
D
Voor wie/ Aan wie + pv + ow+ lv + rest wg?

Slide 5 - Quiz

Bespreken opdracht 1 
1. De verdwaalde toerist/ VROEG/ de weg / aan de politieagent.
ow = de verdwaalde toerist       (wie vroeg?)
wg = vroeg
lv= de weg                                      (wat vroeg de verdwaalde toerist?)
mv = aan de politieagent  
  (Aan wie vroeg de verdwaalde toerist de weg?) 

Slide 6 - Diapositive

Bespreken opdracht 1
2. Alle aanwezigen | ZONGEN |voor de jarige| een welkomstlied
ow = alle aanwezigen
wg = zongen
lv = een welkomstlied
mv = voor de jarige

Slide 7 - Diapositive

Bespreken opdracht 1
3. De stad Amersfoort| DONEERT |de speeltuinvereniging| jaarlijks |subsidie.
ow = De stad Amersfoort
wg = doneert
lv = subsidie
mv = de speeltuinvereniging

Schrift: 
Een bedrijf of vereniging bestaat uit mensen en kan dus ook mv zijn!
 

Slide 8 - Diapositive

Bespreken opdracht 1
4. ZAL| de oud-kampioen| vanavond |de nieuwe winnaar |een medaille | opspelden?
ow = de oud-kampioen
wg = zal opspelden
lv = een medaille
mv = de nieuwe winnaar

Slide 9 - Diapositive

Bespreken opdracht 1
Elke woensdag | GEEFT| Nienke | de plantjes op haar kamer | water.

LET OP! Er kan nog een streep, maar de betekenis is dan anders.

ow = Nienke
wg = geeft
lv = water
mv = X 

Slide 10 - Diapositive

Bespreken opdracht 1
6. Wie | ZAL | jullie| dit voorstel | gaan toelichten?
ow = wie
wg = zal gaan toelichten
lv = dit voorstel
mv = jullie

Slide 11 - Diapositive

Zijn er nog vragen?

Slide 12 - Question ouverte

Welke zinsverdeling is juist?
A
Julius |schreef| lange liefdesbrieven aan Ellen | tijdens de kerstvakantie.
B
Julius |schreef| lange liefdesbrieven| aan Ellen| tijdens de kerstvakantie.
C
Julius |schreef |lange |liefdesbrieven| aan Ellen |tijdens de kerstvakantie.
D
Julius |schreef| lange liefdesbrieven |aan Ellen| tijdens |de kerstvakantie.

Slide 13 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Julius |schreef |lange liefdesbrieven |aan Ellen |tijdens de kerstvakantie.

A
Julius
B
schreef
C
lange liefdesbrieven
D
aan Ellen

Slide 14 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
Julius |schreef |lange liefdesbrieven |aan Ellen |tijdens de kerstvakantie.
A
Julius
B
lange liefdesbrieven
C
liefdesbrieven
D
Ellen

Slide 15 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?
Julius |schreef| lange liefdesbrieven| aan Ellen |tijdens de kerstvakantie.
A
lange liefdesbrieven
B
Ellen
C
aan Ellen
D
tijdens de kerstvakantie

Slide 16 - Quiz

Wat is de functie van 'Joris'?

Na het concert smeet Joris zijn gitaar stuk.
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 17 - Quiz

Wat is de functie van 'Joris'?

Na het concert gaf de gitarist Joris zijn gitaar.
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 18 - Quiz

Wat is de functie van 'Joris'?

De gitarist bedankte Joris voor zijn steun.
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 19 - Quiz

De functies van 'Joris' 
Je ziet dat een zinsdeel meerdere functies kan hebben, afhankelijk van hoe het in de zin staat. 

Zo kan 'de bos bloemen' twee functies hebben.
'voor zijn vader' kan er maar één zijn.

Slide 20 - Diapositive

Huiswerk
Opdracht 2 op bladzijde 149.
Schrijf de zin op, zet zinsdeelstrepen en noteer ow, wg, lv en mv.
LET OP! Niet alle zinnen bevatten alle zinsdelen. 
Opdracht 3. Je maakt drie zinnen met het zinsdeel 'trouwe klant.' In zin 1 is het het onderwerp, zin 2 lijdend voorwerp en in zin 3 meewerkend voorwerp.
Opdracht 5: Vertel welke functies een zinsdeel kan hebben. 

Slide 21 - Diapositive