HA1 grammatica overzicht unit 5 + oefening 23 mei

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welcome!

Vandaag gaan we ons voorbereiden op de toets

Wat ga je doen deze les?

1. Samen herhalen/ oefenen
2. Zelfstandig de test jezelf opdrachten maken/ leren

Grammatica onderwerpen

- Plaats bijwoorden (2.1 op p. 85)

- Plaats/tijd (2.2 op p. 85)

- Present simple met vragen/ontkenning (4.1 en 4.2 op p. 86 + grammatica overzicht!)

- Present continuous met vragen/ontkenning (grammatica overzicht!, niet in unit 5)

Plaats van bijwoorden

Woorden die aangeven hoe vaak iets gebeurt staan:

- Voor het (hoofd)werkwoord

- Na de vorm van be dus am/is/are

Voorbeelden van bijwoorden: always, never, often, usually 

I never know which movie I want to watch.

They are always late. 

Choose the right word order:

1. Natasha works always hard.
2. Natasha works hard always.
3. Natasha always works hard.

Choose the right word order:

1. They never are late.
2. They are never late.
3. They are late never.
4. They not are usually late.

Plaats en tijd

Zinsdelen die aangeven waar (plaats) of wanneer (tijd) iets gebeurt zet je meestal aan het einde van de zin:

- I think I am going to buy new shoes tomorrow.

- Did you see the nice sneakers at the store?

Let op! Plaats moet voor tijd!

- I saw very nice sneakers at the store last week.

- Let's work out at the gym tonight at 8 o'clock.

Zet in de juiste volgorde:
work - in the evening - at the shop - have to - you

Zet in de juiste volgorde:
in June - is - the party - at my place

Present simple

Stap 1: bepaal de tijd.

Staan er woorden in de zin die aangeven dat het altijd/vaak/nooit gebeurt of dat het een gewoonte is, dan is het de present simple.

> Voorbeelden van woorden die dit aangeven: always, often, usually, every day/week/month

Stap 2: SHIT of niet?

De SHIT regel: she/he/it = werkwoord +s                We/you/they = werkwoord

Present simple

Stap 3: is de zin een gewone zin, ontkennend of vragend? 

Gewone zin	Ontkennend	Vragend
I play games.	I don't play games.	Do I play games?
She likes to sing.	She doesn't like to sing.	Does she like to sing?
My friends dance every Tuesday evening.	My friends don't dance every Tuesday evening.	Do my friends dance every Tuesday evening?

Present simple

Let op! met een hulpwerkwoord (bv. can of am/is/are) gebruik je geen do/does of don't/doesn't! 

Gewone zin	Ontkennend	Vragend
I can eat candy.	I can't eat candy.	Can I eat candy?
She is nice.	She isn't nice.	Is she nice?

Vul de juiste vorm van de present simple in:
Taylor ............... (not, walk) with his dog on Monday.

Vul de juiste vorm van de present simple in:
................ (your parents, go) to church on Sundays?

Present continuous

Stap 1: Bepaal de tijd

Staan er woorden in die aangeven dat het nu/op dit moment gebeurt, dan is het de present continuous.

Voorbeelden van woorden die dit aangeven: (right) now, at the moment, Look!, Watch!, Listen! (je wilt namelijk dat iemand nu, meteen naar je luistert of ergens naar kijkt).

Present continuous

Stap 2: kies of je am/is/are nodig hebt

Stap 3: ww+ing

Voeg het werkwoord + ing daar aan toe: I am working, you are watching, she is carrying

I	am
He/she/it	is
We/you/they	are

Present continuous

Stap 4: is de zin een gewone zin, ontkennend of vragend?

 

Bevestigend	Ontkennend	Vragend
I am playing games at the moment.	I am not playing games at the moment.	Am I playing games at the moment?
She is singing now.	She isn't singing now.	Is she singing now?
Look! They are dancing over there.	They aren't dancing right now.	Are they dancing right now?

Vul de juiste vorm van de present continuous in:
................ (my sister, make) her homework now?

Vul de juiste vorm van de present continuous in:
Hannah ................ (not, cry) during this sad movie scene.

Practise time!

Work on your homework:

- test jezelf 5.2, 5.4 en 5 (extra)

- Oefenen op readtheory!