H4 Taalverzorging | grammatica | werkwoord & voltooid deelwoord (7, 11-14)

H4 Taalverzorging
4.1 Grammatica
herhaling: 
- werkwoorden
- werkwoordsvormen
- persoonsvorm
nieuw: 
- hele werkwoord
- voltooid deelwoord
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

H4 Taalverzorging
4.1 Grammatica
herhaling: 
- werkwoorden
- werkwoordsvormen
- persoonsvorm
nieuw: 
- hele werkwoord
- voltooid deelwoord

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je nog over de persoonsvorm?

Slide 2 - Carte mentale

PERSOONSVORM
In iedere zin staat een persoonsvorm (pv). 
De persoonsvorm is het werkwoord dat verandert als je de zin in een andere tijd zet. 
De zin in een andere tijd zetten, noemen we de tijdproef.

Voorbeeld
BELLEN
 Ali belt zijn vriend.          -->          Ali belde zijn vriend.

belt = de persoonsvorm. 


Slide 3 - Diapositive

Zet de zin in een andere tijd.

Romy speelt gitaar.

Slide 4 - Question ouverte

Wat is dus de persoonsvorm in de zin?

Romy speelt gitaar.

Slide 5 - Question ouverte

Toelichting opdr. 10 (blz. 84)

Slide 6 - Diapositive

HELE WERKWOORD
- de wij-vorm van het werkwoord

- ook wel de 'woordenboekvorm' genoemd

- eindigt bijna altijd op -en 



Slide 7 - Diapositive

hele werkwoord

Slide 8 - Carte mentale

VOLTOOID DEELWOORD
Dit is de vorm van het werkwoord die bij een persoonsvorm van 'hebben', 'worden' of 'zijn' in de zin staat.

Ali heeft zijn broer gebeld. 
Piet wordt naar het ziekenhuis gebracht.
Janneke is door de dokter onderzocht.

Slide 9 - Diapositive

pv + voltooid deelwoord
(bijv. heeft gewerkt)

Slide 10 - Carte mentale

Het paard graast in de stal.
graast =
A
pv
B
heel werkwoord
C
voltooid deelwoord

Slide 11 - Quiz

Ik heb mijn jas gepakt
gepakt =
A
pv
B
heel werkwoord
C
voltooid deelwoord

Slide 12 - Quiz

Johanna moet naar school lopen.
lopen =
A
pv
B
heel werkwoord
C
voltooid deelwoord

Slide 13 - Quiz

Jeske heeft een nieuwe tas gekocht.
heeft =
A
pv
B
heel werkwoord
C
voltooid deelwoord

Slide 14 - Quiz

De leerlingen weten het antwoord van de vraag niet.
weten =
A
pv
B
heel werkwoord
C
voltooid deelwoord

Slide 15 - Quiz

Ik heb nog nooit gevlogen
gevlogen =
A
pv
B
heel werkwoord
C
voltooid deelwoord

Slide 16 - Quiz

Deze klas kan supergoed werken.
kan =

pv | heel ww | vdw

Slide 17 - Question ouverte

Mijn juf houdt van roze.
houdt =

Slide 18 - Question ouverte

In de bioscoop draait een leuke film.
draait =

Slide 19 - Question ouverte

Hij moet dat wel geloven.
geloven =

Slide 20 - Question ouverte

Deze fiets is kapot.
is =

Slide 21 - Question ouverte

Mijn auto is niet gekeurd.
gekeurd =

Slide 22 - Question ouverte

Mijn konijn heeft koude oren gekregen.
gekregen =

Slide 23 - Question ouverte

WERKWOORDSVORMEN
Een werkwoord (ww) kan verschillende vormen hebben. 
persoonsvorm | hele werkwoord | voltooid deelwoord

Voorbeeld
BELLEN
1) Ali belt zijn vriend.         [belt is de persoonsvorm]
2) Ali zal morgen zijn vriend bellen.         [bellen is ______________]
3) Ali heeft zijn vriend gebeld.         [gebeld is _________________]



Slide 24 - Diapositive

Huiswerk
m. opdr. 7 + 11 t/m 14 (blz. 82-86)

Slide 25 - Diapositive