werkwoordspelling verleden tijd

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

 Werkwoordspelling


Les 2 Werkwoordspelling

't exkofschip

xtc-koffieshop

oefenen

Mischa en Kai .... (hurken) gisteren naast de verdrietige peuter.

Tegenwoordige tijd of Verleden tijd?

Enkelvoud of meervoud?

Sterk of zwak werkwoord?

Hoeveel euro (besteden) jij gisteren in de stad?

1. bestede
2. besteedde
3. besteden
4. besteedden

De pestvogel (leven) vroeger in het noorden van Scandinavië.

1. leeft
2. leefte
3. leefde
4. leefden

Het bedorven ei (drijven) vanochtend in de pan.

1. droof
2. drijfde
3. drijfden
4. dreef

Het parkeerverbod in de Walstraat (gelden) niet op zaterdag.

1. geldde
2. gold
3. geldden
4. golden

Na de karatetraining (snellen) ik me vorige week naar huis voor de wedstrijd van Ajax.

1. snelde
2. snolde
3. snelden
4. snolden

Een orkaan (razen) over de Filipijnen in 2018.

1. raasde
2. raaste
3. raasden
4. raasten

Vroeger (worden) ik altijd misselijk in de Python in de Efteling.

1. word
2. werd
3. wordt
4. werdt

Kim en Klaas (rennen) gisteravond drie rondjes extra.

1. rende
2. renden
3. rande
4. randen

Met grote ogen (staren) tante Wil gisteravond naar de TOTO uitslag.

1. staarte
2. stuurde
3. stoerde
4. staarde

Daniëlle (aanvaarden) de excuses van Lotte.

1. aanvaarden
2. aanvaarde
3. aanvaardde
4. aanvaardden

Na één seizoen (verdwijnen) de slechte serie alweer van tv.

1. verdwoon
2. verdween
3. verdwaan
4. verdwuun

De arme hondjes (rillen) van de kou.

1. rilde
2. rilden
3. rildde
4. rildden

Rob en ik (kaften) aan het begin van het schooljaar de boeken.

1. kaftte
2. kaftten
3. kafte
4. kaften

Wij (verbazen) ons steeds weer over de cijfers.

1. verbaasde
2. verbaaste
3. verbaasden
4. verbaasten

Die voetbalsupporters (fluiten) heel hard tegen de scheidsrechter.

1. fluitte
2. fluitten
3. flootten
4. floten

Google (komen) eind vorig jaar met een VR-bril.

1. kwam
2. kwamen
3. komde
4. komden

De bril (projecteren) toen een bal op de muur.

1. projecteert
2. projecteerd
3. projecteerde
4. projecteerte

Google (testen) de bril in hun geheime testlab.

1. teste
2. testte
3. testten
4. testen