Woorden met meerdere betekenissen

Woorden met meerdere betekenissen

Hoofdstuk 4 woordenschat

Pak voor je 
- Nieuw Nederlands boek blz. 138
- Pen
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Woorden met meerdere betekenissen

Hoofdstuk 4 woordenschat

Pak voor je 
- Nieuw Nederlands boek blz. 138
- Pen

Slide 1 - Diapositive

Terugblik 
tekstverbanden

Slide 2 - Diapositive

DOEL

WOORDEN MET MEERDERE BETEKENISSEN


- je kunt woorden met meerdere betekenissen herkennen en begrijpen




Slide 3 - Diapositive

Woorden met meerdere betekenissen
Homoniemen

Slide 4 - Diapositive

Geef drie voorbeelden van homoniemen.

Slide 5 - Question ouverte

HOMONIEMEN - voorbeelden


bank = een zitmeubel - je brengt er je geld naar toe

arm = lichaamsdeel - niet rijk

kater = dier - heb je als je de vorige dag teveel gedronken hebt

koper = iemand die iets koopt - metaalsoort

kussen = hoofdkussen - zoenen

Slide 6 - Diapositive

Homoniem of niet?
pad
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Homoniem of niet?
water
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Homoniem of niet?
vorst
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

arm
(2 betekenissen)

Slide 10 - Carte mentale

bevallen
(2 betekenissen)

Slide 11 - Carte mentale

bank
(2 betekenissen)

Slide 12 - Carte mentale

toets
(2 betekenissen)

Slide 13 - Carte mentale

Je leest een tekst en komt een woord tegen dat je niet kent. Hoe achterhaal je de betekenis met behulp van de tekst?

Slide 14 - Question ouverte

Wat doe je als EERSTE als je een moeilijk woord in de tekst tegenkomt?
A
Een woordenboek pakken en het woord opzoeken
B
Een passende woordraadstrategie gebruiken.
C
Nagaan of je de betekenis van het woord nodig hebt om de tekst te begrijpen.

Slide 15 - Quiz

Wat doe je als LAATSTE als je een moeilijk woord in de tekst tegenkomt?
A
Een woordenboek pakken en het woord opzoeken.
B
Een passende woordraadstrategie gebruiken.
C
Nagaan of je de betekenis van het woord nodig hebt om de tekst te begrijpen.
D

Slide 16 - Quiz

Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 4 blz. 138 t/m 141

Eerste 5 minuten stil, daarna mag je zachtjes overleggen
timer
12:00

Slide 17 - Diapositive

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 18 - Question ouverte