homoniemen en synoniemen

Homoniemen
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Homoniemen

Slide 1 - Diapositive

DOEL
Je weet wat homoniemen zijn en kunt voorbeelden geven. 
Je kunt de juiste betekenis van een woord uit een tekst halen. 

Slide 2 - Diapositive

Woorden met meerdere betekenissen

Slide 3 - Diapositive

Geef drie voorbeelden van homoniemen.

Slide 4 - Question ouverte

HOMONIEMEN
 woorden met meerdere betekenissen noemen we 'homoniemen'

Slide 5 - Diapositive

HOMONIEMEN - voorbeelden


bank = een zitmeubel - je brengt er je geld naar toe

arm = lichaamsdeel - niet rijk

kater = dier - heb je als je de vorige dag teveel gedronken hebt

koper = iemand die iets koopt - metaalsoort

kussen = hoofdkussen - zoenen

Slide 6 - Diapositive

LET OP!
Verwar ze niet met homofonen.
Deze klinken hetzelfde maar ze betekenen wat anders. 
wij- wei
zei- zij
ligt- licht

Slide 7 - Diapositive

Homoniem of niet?
pad
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Homoniem of niet?
water
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Homoniem of niet?
kaas
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz



Bekijk het fragment uit het

Van Dale-woordenboek

Slide 11 - Diapositive

Wat betekent:
Hopelijk kun je het passen, want ik heb geen wisselgeld.

_______
A
zo voegen of schikken als je dat wenst
B
nauwkeurig acht slaan
C
op zijn plaats zijn = betamen, voegen
D
het geld precies afpassen; niet te veel en niet te weinig

Slide 12 - Quiz

Wat betekent:
'Moet ik alweer stofzuigen? Daar pas ik voor!', zei Silke boos.

____
A
op de juiste maat afmeten
B
zo voegen of schikken als je dat wenst: iets niet willen doen
C
zo voegen of schikken als je dat wenst: je beurt voorbij laten gaan
D
niet buiten het kader vallen

Slide 13 - Quiz

Wat betekent:
Het is jouw beurt, ik laat mijn beurt voorbij gaan, dus ik pas.

____
A
op de juiste maat afmeten
B
zo voegen of schikken als je dat wenst: iets niet willen doen
C
zo voegen of schikken als je dat wenst: je beurt voorbij laten gaan
D
niet buiten het kader vallen

Slide 14 - Quiz

Wat betekent:
'Johan, pass de bal naar Willem', riep de coach vanaf de zijlijn.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
de vereiste maat hebben
C
niet buiten het kader vallen
D
een bal spelen naar een teamgenoot

Slide 15 - Quiz

Wat betekent:
Dit dopje past niet op de fles.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
kijken of het de vereiste maat heeft
C
niet buiten het kader vallen
D
geschikt zijn: goed passen bij een goede combinatie vormen met

Slide 16 - Quiz

Wat betekent:
De toekomstige bruidegom past zijn trouwpak in de paskamer.
A
op de juiste maat afmeten
B
kijken of het de vereiste maat heeft
C
niet buiten het kader vallen
D
geschikt zijn: goed passen bij een goede combinatie vormen met

Slide 17 - Quiz

OPDRACHT
In de volgende slides lees je steeds twee woorden . 
Ze horen bij een ander woord. 

Bijvoorbeeld: Welk woord past hierbij?
lichaamsdeel - berooid

Antwoord: arm

Slide 18 - Diapositive

Welk woord past hier bij?

zitmeubel - geldinstelling

Slide 19 - Question ouverte

Welk woord past hier bij?

koning - vrieskou

Slide 20 - Question ouverte

Welk woord past hier bij?

metaal - iemand die iets koopt

Slide 21 - Question ouverte

Welk woord past hier bij?

hoofdsteun - zoenen

Slide 22 - Question ouverte

DOEL
Je weet wat homoniemen zijn en kunt voorbeelden geven. 
Je kunt de juiste betekenis van een woord uit een tekst halen. 

Slide 23 - Diapositive

Synoniemen

Slide 24 - Diapositive

Doel van de les
Ik weet wat synoniemen zijn en kan hier voorbeelden van geven. 
Ik kan synoniemen herkennen in een tekst. 

Slide 25 - Diapositive

Synoniemen
Sommige woorden hebben dezelfde betekenis. Bijvoorbeeld de woorden juist en correct. Dat soort woorden noem je synoniemen.

Als twee woorden synoniemen van elkaar zijn, kun je ze door elkaar vervangen.
Dat antwoord is correct. = Dat antwoord is juist.
Sommige woorden hebben meer dan één synoniem.
Zo betekent 'goed' hetzelfde als 'juist' en 'correct'.

Slide 26 - Diapositive

synoniemen
woorden die hetzelfde betekenen, noem je synoniemen.
Bijvoorbeeld:
smerig - vies
snel - vlug
eenvoudig - makkelijk

Slide 27 - Diapositive

Sleep het juiste synoniem 
naar de woorden in de eerste rij.
begrijpen
blessure
eenvoudig
gemakkelijk
snappen
verwonding

Slide 28 - Question de remorquage

Sleep het juiste synoniem 
naar de woorden in de eerste rij.
nogal
opdracht
twijfelen
aarzelen
tamelijk
taak

Slide 29 - Question de remorquage

Raad het goede synoniem van het woord
nuttigen
e
m
e
k
o
t
i
n
z
b

Slide 30 - Question de remorquage

Raad het goede synoniem van het woord
rangschikken
r                              e      n
h
e
p
d
t
i
n
o
a

Slide 31 - Question de remorquage

Raad het goede synoniem van het woord
vaat
f                      a
w
e
s
l
n
u
m
a
o

Slide 32 - Question de remorquage

Wat is het synoniem van het onderstreepte woord?
Tim kan erg kwaad worden, maar meestal blijft hij niet lang boos.

Slide 33 - Question ouverte

Wat is het synoniem van het onderstreepte woord?
Bij die opdracht moet je de uitkomst noteren en ook de berekening opschrijven.

Slide 34 - Question ouverte

Wat is het synoniem van het onderstreepte woord?
De entree is aan de voorkant en aan de achterkant is ook een ingang.

Slide 35 - Question ouverte

Wat is het synoniem van het onderstreepte woord?
We hebben amper geluisterd, maar je kon Sjors ook nauwelijks verstaan.

Slide 36 - Question ouverte

Wat is het synoniem van het onderstreepte woord?
De vorige keer moest Karim afrekenen, wie gaat er vandaag betalen?

Slide 37 - Question ouverte

Synoniemenwedstrijd!
  • Samen met je groepje: verzin vijf woorden met hun synoniem.

  • Groep 1 schrijft zijn vijf woorden op het bord. De andere groepen zoeken naar de synoniemen en schrijven ze op. Dan komt groep 2 aan het bord enz.. Per groepje 30 seconde de tijd!

  • Wie vond de meeste synoniemen? Was er discussie? Waarom?

Slide 38 - Diapositive

En de winnaar is......
De sportverslaggevers

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Vidéo

Doel van de les
Ik weet wat synoniemen zijn en kan hier voorbeelden van geven. 
Ik kan synoniemen herkennen in een tekst. 

Slide 41 - Diapositive

Antoniemen

Slide 42 - Diapositive

Doel
Ik weet wat anoniemen zijn en kan voorbeelden geven. 
Ik kan anoniemen herkennen in een tekst. 

Slide 43 - Diapositive

Antoniem
Een antoniem zijn woorden die het tegenovergestelde betekenen.

arm - rijk
koud - warm

Slide 44 - Diapositive

0

Slide 45 - Vidéo

Antoniem in gesprek
Ben jij druk?
Nee joh, ik ben een hele rustige leerling.
Het valt dus wel mee met de drukte?
Nou, heb wel drukke dagen en dan zal het voor de docenten tegenvallen om mij les te geven.

 

.

Slide 46 - Diapositive

Wat is een antoniem van zon ?
A
Zonnestralen
B
Warmte
C
Regen
D
Strand

Slide 47 - Quiz

Wat is een antoniem van groot?
A
Dun
B
Klein
C
Lang
D
Dik

Slide 48 - Quiz

Wat is het antoniem van luxe?
A
Spartaans
B
Goedkoop
C
Klein
D
Bescheiden

Slide 49 - Quiz

Wat is een antoniem van interesse?
A
Geïnteresseerd
B
Boeiend
C
Desinteresse
D
Oplettendheid

Slide 50 - Quiz

Doel
Ik weet wat anoniemen zijn en kan voorbeelden geven. 
Ik kan anoniemen herkennen in een tekst. 

Slide 51 - Diapositive