Cette leçon contient 29 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
3.3. Kijk op cijfers (KGT)
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we doen vandaag?
-terugblik
-uitleg paragraaf 3.3
- zelfstandig aan het werk of extra uitleg
-huiswerk
3.3. Kijk op cijfers (KGT)
Slide 2 - Diapositive
Terugblik
Slide 3 - Diapositive
Gatentekst
De 1) _______ is de totale opbrengst van de verkochte producten of diensten. Daarnaast heeft een bedrijf te maken met de 2) _______. Dat zijn totale kosten zijn voor de ingekochte producten of materialen om de producten te kunnen maken. Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde is de 3) _______. Echter zijn er ook andere kosten waar een bedrijf mee te maken heeft, zoals huur van het pand, salarissen van werknemers en marketingkosten. Dit worden ook wel 4) _______ genoemd. Als we de bedrijfskosten van de brutowinst afhalen blijft de 5) _______ over. Het is voor een bedrijf belangrijk om te weten hoeveel nettowinst het maakt. Dit gebruikt de eigenaar uiteindelijk om te leven, om te investeren in de groei van het bedrijf en om tekorten van andere perioden op te vangen.
Vul in in de tekst!
Brutowinst
Omzet
Nettowinst
Bedrijfskosten
Inkoopwaarde
Slide 4 - Diapositive
Reken uit!
De volgende gegevens komen uit de boekhouding van Frituur-Snacks: - Omzet € 135.000,- - Inkoopwaarde € 45.000,- - Bedrijfskosten € 98.000,-
Vraag: Bereken de nettowinst of het nettoverlies van dat jaar. Noteer je berekening.
Slide 5 - Diapositive
Reken uit!
Snackbar Frituur-Snacks heeft de afgelopen maand meer kosten gemaakt en moet zijn prijzen verhogen. Een frikandel kostte 2 euro maar dit gaat nu met 22% omhoog.
Vraag: Wat kost de frikandel nu?
Slide 6 - Diapositive
Gatentekst
De OMZET is de totale opbrengst van de verkochte producten of diensten. Daarnaast heeft een bedrijf te maken met de INKOOPWAARDE. Dat zijn totale kosten zijn voor de ingekochte producten of materialen om de producten te kunnen maken. Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde is de BRUTOWINST. Echter zijn er ook andere kosten waar een bedrijf mee te maken heeft, zoals huur van het pand, salarissen van werknemers en marketingkosten. Dit worden ook wel BEDRIJFSKOSTENgenoemd. Als we de bedrijfskosten van de brutowinst afhalen blijft de NETTOWINST over. Het is voor een bedrijf belangrijk om te weten hoeveel nettowinst het maakt. Dit gebruikt de eigenaar uiteindelijk om te leven, om te investeren in de groei van het bedrijf en om tekorten van andere perioden op te vangen.
Slide 7 - Diapositive
3.3. Kijk op cijfers (KGT)
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
de cijfers van bedrijven met elkaar vergelijken;
de winstgevendheid en groei van bedrijven berekenen;
rekenen met procenten.
Wat gaan we leren?
Slide 10 - Diapositive
Grote bedrijven hebben een grotere omzet, inkoopwaarde en brutowinst, dan kleine bedrijven.
Toch kunnen kleine bedrijven beter presteren.
Bedragen van beide bedrijven vergelijken kan niet.
Bedragen vergelijken
Slide 11 - Diapositive
Macdonalds: omzet € 100.000
Frituur-Snacks: omzet € 20.000
Welk bedrijf doet het beter?
Bedragen vergelijken
Slide 12 - Diapositive
Macdonalds: netto-winst € 1.000
Frituur-Snacks: netto-winst €4.000
Welk bedrijf doet het beter?
Bedragen vergelijken
Slide 13 - Diapositive
Om te kijken hoe een bedrijf presteert, kun je ze vergelijken met de percentages van andere bedrijven.
De inkoopwaarde, brutowinst, bedrijfskosten en nettowinst kun je uitdrukken in procenten van de omzet.
Dat doe je zo:
deel / geheel x 100%!
Percentages vergelijken
Slide 14 - Diapositive
De omzet van het Pannenkoekschip is € 150.000,-. De nettowinst is € 22.500.-.
Vraag:Hoeveel bedraagt de nettowinst uitgedrukt in een percentage van de omzet?
Antwoorden: Deel / geheel x 100% = € 22.500,- / € 150.000,- x 100% = 15%
Door dit te vergelijken met andere bedrijven kun je zien of je bedrijf het beter of slechter doet dan andere bedrijven.
VOORBEELD
Slide 15 - Diapositive
Als je de groei of krimp de omzet wilt weten in procenten dan zet je deze stappen:
Bereken de groei van de omzet
Deel de groei door de oude omzet
Vermenigvuldig de uitkomst met 100
Antwoord boven nul = stijging Antwoord onder nul = daling
Dat doe je zo: (Nieuw - Oud) : Oud x 100%
Stijging of daling in procenten
Slide 16 - Diapositive
In jaar 1 had het Pannenkoekenschip een omzet van € 60.000,-
In jaar 2 was de omzet € 72.000,-.
Vraag:Bereken met hoeveel procent de omzet is gestegen.
Antwoorden: Stap 1. (Nieuwe omzet - oude omzet) = € 72.000,- min € 60.000,- = € 12.000,- Stap 2: Deel de groei door de oude omzet! € 12.000,- / € 60.000,- = 0,2 Stap 3: Vermenigvuldig met 100 =20%
VOORBEELD
Slide 17 - Diapositive
Je kunt nu bijvoorbeeld de omzetstijging gaan vergelijken met de omzetstijging van andere bedrijven.
Als jouw bedrijf een hogere stijging heeft doe je het beter dan andere bedrijven.
Wat heb je hier nou aan?
Slide 18 - Diapositive
VRAGEN?
Slide 19 - Diapositive
OPDRACHTEN
Maak de introductievragen (opdracht 1 t/m 5) op pagina 80 en 81 individueel!
Klaar? Ga dan verder met opgave 6 t/m 12 op bladzijde 82 en 83.
Alles wat je hier doet, hoef je thuis niet te doen!
Slide 20 - Diapositive
extra uitleg
1. Winkel de Spijkerbroek heeft uitverkoop en spijkerbroek Sonja kostte 69 euro. Nu is er 21% korting; wat kost spijkerbroek Sonja nu?
Slide 21 - Diapositive
extra uitleg
2. Model Jippie is ook in de aanbieding. Deze kostte eerst 55 euro maar is in de sale nu verkrijgbaar voor maar 39 euro! Hoeveel procent korting krijg je nu?
Slide 22 - Diapositive
extra uitleg
3. De concurrent van winkel de Spijkerbroek is Jeanscentrum De Blauwe Pijp. De Blauwe Pijp zegt dat hun nettowinst 30% is van hun omzet. Winkel de Spijkerbroek wil graag weten of hun nettowinst hoger of lager is dan die van de concurrent. De omzet is deze maand 16.000, de nettowinst is 5.120. Wie heeft er nu meer nettowinst?
Slide 23 - Diapositive
In een trein zitten 350 mensen. 32% van deze mensen komen uit Meppel.
Vraag:
Hoeveel mensen in de trein komen uit Meppel?
OPDRACHT
Slide 24 - Diapositive
rente
In een trein zitten 350 mensen. 32% van deze mensen komen uit Meppel. Hoeveel mensen in de trein komen uit Meppel?