H5 - T6: BS2 Afweer les 2

6.2 Afweer 
Lesdoelen:
  • Je kunt de werking van de interne aangeboren afweer beschrijving 
  • Je kunt beschrijven hoe koorts ontstaat
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon

6.2 Afweer 
Lesdoelen:
  • Je kunt de werking van de interne aangeboren afweer beschrijving 
  • Je kunt beschrijven hoe koorts ontstaat

Slide 1 - Diapositive

Verdediging in 3 linies: 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Tekst
Antigeen = eiwitten op het celmembraan, die specifiek zijn voor organismen/ soorten cellen.

Slide 4 - Diapositive

Aanmaak van witte bloedcellen
  • Witte bloedcellen worden gemaakt in het rode beenmerg
  • Sommige witte bloedcellen ontwikkelen  in de thymus.
  • Sommig witte bloedcellen worden opgeslagen in de milt en lymfeknopen.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Verdediging in 3 linies: 
1e linie: huid, slijmvliezen maag
Doel: ziekteverwekker buiten houden

2e linie: aangeboren (aspecifieke) afweer  - fagocyten 
Doel: alles wat in het lichaam zit en lichaamsvreemd is moet dood

3e linie: verworven (specifieke) afweer - lymfocyten 
Doel: aanval tegen een specifieke ziekteverwekker 

Slide 7 - Diapositive

Fagocyten 
  • meestal macrofagen ('grote eter')
  • wordt snel geactiveerd
  • reactie op elke ziekteverwekker altijd hetzelfde: lichaamsvreemde stof fagocyteren (= insluiten en verteren van ziekteverwekkers)

Slide 8 - Diapositive

Fagocytose

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Activatie 3e verdedigingslinie:  specifieke afweer 

1. macrofagen fagocyteren ziekteverwekker
2. macrofaag presenteert antigenen van ziekteverwekker aan de buitenkant van zijn celmembraan, het is dan een antigeen presenterende cel (APC)


3. APC gaat naar de lymfeklieren toe, hier zitten de lymfocyten 

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

waarom krijg je koorts?

Slide 13 - Diapositive

Koorts
  • = temperatuur hoger dan 38 °C
  • macrofagen maken stofjes aan die de normwaarde van lichaamstemperatuur verhogen
  • een hogere lichaamstemperatuur stimuleert eigen afweersysteem

je lichaam gaat opwarmen (je hebt het dan koud in eerste instantie). Daarna de normwaarde weer normaal, je moet weer afkoelen (hier zweet je zoveel)


Slide 14 - Diapositive

Verdediging in 3 linies: 
1e linie: huid, slijmvliezen maag
Doel: ziekteverwekker buiten houden

2e linie: aangeboren (aspecifieke) afweer  - fagocyten 
Doel: alles wat in het lichaam zit en lichaamsvreemd is moet dood

3e linie: verworven (specifieke) afweer - lymfocyten 
Doel: aanval tegen een specifieke ziekteverwekker 

Slide 15 - Diapositive

Start specifieke afweer
Specifieke afweer kan worden gestart doordat een APC in lymfe komt. Hierdoor wordt de specifieke afweer geactiveerd.

  • Het specifieke afweer bestaat uit lymfocyten
  • De lymfocyten gaan zich delen

Slide 16 - Diapositive

Specifieke afweer
  • bestaat uit lymfocyten: T-cellen en B-cellen
  • meeste lymfocyten zit in de lymfeknopen en de milt
  • telkens gericht op één type ziekteverwekker
  • komt bij eerste infectie traag op gang

Slide 17 - Diapositive

T-lymfocyten
  • rijping in Thymus
  • geactiveerde T-cellen gaan zich delen en vernietigen de geïnfecteerde cellen
  • vormen T-geheugencellen

Slide 18 - Diapositive

geïnfecteerde cel vernietigen (T-cel)

Slide 19 - Diapositive

B-lymfocyten
  • rijping in Beenmerg
  • geactiveerde B-cellen zich delen en maken antistoffen. Door de vorming van antigeen-antistof complex wordt ziekteverwekker onschadelijk.
  • vormen B-geheugencellen

Slide 20 - Diapositive

antistoffen (B-cel)
Door het antigeen-antistof complex kan de ziekteverwekker geen cel meer infecteren. 

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

Na de eerste infectie: 
  • De plasmacellen verdwijnen, alleen de geheugencellen blijven achter.
  • Bij een nieuwe infectie: geheugencellen kunnen bij een volgende infectie antigeen meteen herkennen en een snelle reactie tot stand brengen. 

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Zijn er vragen?
Zijn er vragen?

Slide 25 - Diapositive

Een mens en een kat hebben hetzelfde antigeen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Ik heb dezelfde antigenen als mevrouw Hendriks, want wij zijn allebei mensen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Welk kenmerk van macrofagen is ONJUIST?
A
Elke macrofaag is specifiek voor één ziekteverwekker.
B
Macrofagen herkennen ziekteverwekkers aan hun lichaamsvreemde antigenen
C
Een ander woord voor macrofaag is 'vreetcel'
D
Een macrofaag 'eet' de ziekteverwekker op

Slide 28 - Quiz

Wanneer spreek je van koorts
A
37.5
B
38.5
C
39
D
38

Slide 29 - Quiz

Een lymfocyt..
A
fagocyteert ziekteverwekkers
B
gaat uit de haarvaten om in de weefsels te vreten
C
wacht in een lymfeknoop tot hij geactiveerd wordt

Slide 30 - Quiz

Welke cel produceert antistoffen?
A
Macrofaag
B
B-lymfocyt
C
Fagocyt
D
T-lymfocyt

Slide 31 - Quiz

Welk type bloedcel zorgt ervoor dat je immuun bent?
A
bloedplaatjes
B
cytokine
C
macrofaag
D
geheugencel

Slide 32 - Quiz

Kay werd in Afrika besmet met gele koorts. Lijn R in de grafiek hiernaast toont de vorming van antistoffen in zijn bloed.

Een jaar later wordt Kaj weer besmet.
Welke lijn toont de vorming van antistoffen na deze tweede infectie?

A
Lijn P
B
Lijn Q

Slide 33 - Quiz

Inhoeverre heb je het onderstaande lesdoel behaald?
- Je kunt de werking van de interne specifieke afweer beschrijving.
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Sondage

Aan de slag!
  • Lezen paragraaf 6.2 helemaal
  • Bekijk BiNaS 84I
  • Paragraaf 6.2: opdracht 10 t/m 13

Slide 35 - Diapositive