Nectar H4.4 - Samen leven

Paragraaf 4.4
Samen leven
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Paragraaf 4.4
Samen leven

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen 4.4.
Je kunt in je eigen woorden uitleggen wat groepsdieren zijn. 
Je kunt met behulp van voorbeelden uitleggen waarom taakverdeling bij groepsdieren belangrijk is. 
Je kunt in je eigen woorden uitleggen wat de woorden rangorde, dominant en onderdanig betekenen en wat ze met elkaar te maken hebben. 
Je kunt de begrippen dreiggedrag en overspronggedrag uitleggen. 

HAVO
Je kunt met behulp van voorbeelden in je eigen woorden uitleggen wat baltsgedrag is. 

Slide 2 - Diapositive

Je kunt in je eigen woorden uitleggen wat groepsdieren zijn.
Je kunt met behulp van voorbeelden uitleggen waarom taakverdeling bij groepsdieren belangrijk is. 

Slide 3 - Diapositive

    Groepsdieren

Slide 4 - Diapositive

Taakverdeling
In groepen is het belangrijk een taakverdeling te hebben



soms wisselende rollen zoals bij stokstaartjes
soms vaste rollen zoals bij bijen en mieren

Slide 5 - Diapositive

Je kunt in je eigen woorden uitleggen wat de woorden rangorde, dominant en onderdanig betekenen en wat ze met elkaar te maken hebben. 

Slide 6 - Diapositive

RANGORDE

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

RANGORDE BEPALEN
Dominant
Onderdanig

Slide 9 - Diapositive

Rangorde
Dominant: overheersend 
Onderdanig: onder dominant 


Is de rangorde duidelijk in groepen dan is er weinig ruzie!

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Wolven: ouders zijn de baas!

Slide 12 - Diapositive

Leerdoelen 4.4.
Je kunt in je eigen woorden uitleggen wat groepsdieren zijn. 
Je kunt met behulp van voorbeelden uitleggen waarom taakverdeling bij groepsdieren belangrijk is. 
Je kunt in je eigen woorden uitleggen wat de woorden rangorde, dominant en onderdanig betekenen en wat ze met elkaar te maken hebben. 
Je kunt de begrippen dreiggedrag en overspronggedrag uitleggen. 

HAVO
Je kunt met behulp van voorbeelden in je eigen woorden uitleggen wat baltsgedrag is. 

Slide 13 - Diapositive

Je kunt de begrippen dreiggedrag en overspronggedrag uitleggen.

Slide 14 - Diapositive

Soorten gedrag
Afhankelijk van 
het doel van het gedrag
* Aanvalsgedrag
* Vluchtgedrag
* Dreiggedrag

Slide 15 - Diapositive

Dreiggedrag

Slide 16 - Diapositive

Vluchtgedrag

Slide 17 - Diapositive

Overspronggedrag
Wanneer dreiggedrag lang duurt kan overspronggedrag optreden. 

Ze kunnen niet kiezen tussen aanvallen en vluchten. 

Laten gedrag zien dat 'niet passend' is bij de situatie. 

Slide 18 - Diapositive

HAVO
Je kunt met behulp van voorbeelden in je eigen woorden uitleggen wat baltsgedrag is. 

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Baltsgedrag
* vinden van een partner
* voortplanten
* hoe mooier, hoe gezonder! 

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive


Geef de definitie van gedrag. 
R, 1p

Slide 23 - Question ouverte

Hieronder staan verschillende prikkels. Geef van ieder voorbeeld aan of het van een inwendige of een uitwendige prikkel is. 
T1, 2p
inwendige prikkel
uitwendige prikkel
de uitleg van je biologiedocent
duizeligheid waardoor alles om je heen lijkt te draaien
een hongerig gevoel
het geluid van een inkomend bericht op je mobiel

Slide 24 - Question de remorquage

Zet de juiste handeling bij de juiste omschrijving.
T1, 2p
zitten
opvliegen
vliegen
landen
voortbewegen in de lucht 
overgang van vliegen naar staan
overgang van staan naar vliegen
poten en romp raken ondergrond

Slide 25 - Question de remorquage


Welke handeling hoort niet thuis in een ethogram van een konijn? 
T1, 1p
A
Hooi eten
B
Met de achterpoot slaan
C
Schattig kijken
D
Met de neus wippen

Slide 26 - Quiz


Vul de ontbrekende woorden in. 
a. Dieren kun je trainen door het juiste gedrag te ___. 
b. ___ ___ en spelen vergroten de kans om te overleven.
R, 2p
A
a = leren b = aangeleerd gedrag
B
a = belonen b = oversprong gedrag
C
a = leren b = aangeboren gedrag
D
a = belonen b = aangeboren gedrag

Slide 27 - Quiz