2 havo herhalingsles

Herhalingsles
Week 4 t/m 7
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Herhalingsles
Week 4 t/m 7

Slide 1 - Diapositive

Van klein naar groot

Slide 2 - Diapositive

Schrijf op van klein naar groot...
A
Organisme, cellen, weefsels, organen, orgaanstelsels
B
orgaanstelsels, organen, weefsels, cellen
C
weefsels, cellen, organen, orgaanstelsels
D
cellen, weefsels, organen, orgaanstelsels, organisme

Slide 3 - Quiz

Organismen

Slide 4 - Diapositive

Orgaanstelsels

Slide 5 - Diapositive

Wat is de functie van het verteringsstelsel?
A
Voedsel fijnmaken zodat voedingsstoffen in het bloed opgenomen kunnen worden
B
Opnemen van zuurstof uit de lucht en afgeven van koolstofdioxide aan de lucht
C
Vervoeren van bloed met zuurstof en voedingsstoffen naar alle organen
D
Zorgen dat alle organen goed werken en kunnen samenwerken

Slide 6 - Quiz

Het verteringsstelsel

Slide 7 - Diapositive

Wat is de functie van het ademhalingsstelsel?
A
Voedsel fijnmaken zodat voedingsstoffen in het bloed opgenomen kunnen worden
B
Opnemen van zuurstof uit de lucht en afgeven van koolstofdioxide aan de lucht
C
Vervoeren van bloed met zuurstof en voedingsstoffen naar alle organen
D
Zorgen dat alle organen goed werken en kunnen samenwerken

Slide 8 - Quiz

De organen - Wie kan ze benoemen?

Slide 9 - Diapositive

Soorten cellen
Overeenkomsten:

Alle cellen hebben een celmembraan en cytoplasma.
Verschillen:
Alleen een plantencel heeft bladgroenkorrels
Alleen de bacteriecel heeft geen celkern
Alleen de dierlijke cel heeft geen celwand




Slide 10 - Diapositive

Een dierlijke cel heeft alleen een celmembraan, celkern en cytoplasma.
Een plantencel heeft ook nog een celwand, bladgroenkorrels en een vacuole.

Slide 11 - Diapositive

Een robot is een programmeerbaar, automatisch werkend apparaat, dat voor verschillende taken inzetbaar is. 

Een apparaat dat je niet kunt programmeren (iets nieuws kunt laten doen) is geen robot, maar gewoon een apparaat. 
Wat is een robot?

Slide 12 - Diapositive

Uit welke 5 onderdelen bestaat een robot?

Slide 13 - Question ouverte

Bloedvatenstelsel: Zuurstof arm (blauw) van organen -> hart
                             Zuurstof rijk van hart (rood)  -> organen

Slide 14 - Diapositive

Hoe heet onderdeel 6?
A
Linker boezem
B
Rechter boezem
C
Linker kamer
D
Rechter kamer

Slide 15 - Quiz

Hoe heet onderdeel 3?
A
Linker boezem
B
Rechter boezem
C
Linker kamer
D
Rechter kamer

Slide 16 - Quiz

Wat gebeurt er als de schakelaar dicht gaat?
A
Alle lampjes branden niet
B
Alle lampjes branden wel
C
Alleen de linker/rechter lamp zal branden
D
Alleen het middelste lampje brand

Slide 17 - Quiz

Wat gebeurt er met de lampjes als het middelste lampje kapot is.
A
Alle lampjes branden niet meer
B
Ik heb geen idee....
C
De linker en rechter lamp zullen nog wel branden
D
Alleen de linker lamp zal branden

Slide 18 - Quiz

Het hart is te vergelijken met de batterij, de lampjes met de organen en de draden met de bloedvaten.

Slide 19 - Diapositive

3. Een automatisch systeem heeft drie stappen. Noteer de stappen in de juiste volgorde.
1.
2.
3.
Proces
Output
Input

Slide 20 - Question de remorquage

5. Vul de juiste woorden in. 

Geluidssensor
Lichtsensor
Temperatuursensor
Vloeistofsensor

Slide 21 - Question de remorquage

6. Hoe werkt een koortsthermometer? Maak de zin af.
In de thermometer zit een...
A
Bewegingssensor
B
Temperatuursensor

Slide 22 - Quiz

Bij een reflex gaat de impuls via het ruggenmerg direct naar de spier, dus niet eerst langs de hersenen.

Slide 23 - Diapositive

Insuline
Glucagon
Glucose-gehalte stijgt
Glucose-gehalte daalt

Slide 24 - Question de remorquage

In de longblaasjes worden gassen uitgewisseld tussen de lucht en het bloed.


1 Welk gas wordt in de longblaasjes opgenomen in het bloed?
2. Welk gas wordt in de longblaasjes afgegeven aan de lucht?

A
1. koolstofdioxide 2. zuurstof
B
1. zuurstof 2. koolstofdioxide
C
1 en 2 koolstofdioxide
D
1 en 2 zuurstof

Slide 25 - Quiz

In de afbeelding hiernaast zijn vooraanzichten van de stand van de ribben, het borstbeen en het middenrif na een inademing en na een uitademing getekend.
Wat is de juiste stand van 1 en 2?
A
1. inademen, 2. uitademen
B
1. uitademen, 2. inademen

Slide 26 - Quiz

In de afbeelding hiernaast zijn zijaanzichten van de stand van de ribben, het borstbeen en het middenrif na een inademing en na een uitademing getekend.
Wat is de juiste stand van 3 en 4?
A
3. uitademen, 4. inademen
B
3. inademen, 4. uitademen

Slide 27 - Quiz

6. Vul de onderstaande schema van de verbranding in de cellen in.
Energie
Glucose
Koolstofdioxide
Zuurstof
Water

Slide 28 - Question de remorquage

Slide 29 - Vidéo

Welke stoffen heb je nodig voor de verbranding in de auto motor?

Slide 30 - Question ouverte

Wat voor soort stoffen komen er vrij bij de verbranding in de auto motor?

Slide 31 - Question ouverte

Zet de onderstaande gebeurtenissen in de juiste volgorde:
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
De brandstof verbrand en de zuiger wordt naar beneden gedrukt.
Uitlaatgassen worden uit de verbrandingsmotor naar buiten geperst.
De zuurstof en brandstof worden samengedrukt. Dit mengsel wordt ontstoken door een vonk van de Bougie. 
Zuurstof en brandstof worden aangezogen.

Slide 32 - Question de remorquage

Aan de slag met de leerstof of de oefentoets!!

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Vidéo