Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Paragraaf 10.5 Voortplanting bij bloemen
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Mannelijke onderdeel van de bloemplant
Vrouwelijke onderdeel van de bloemplant
Stamper
Meeldraad
Stuifmeelkorrels
Slide 4 - Question de remorquage
Slide 5 - Diapositive
Mensen met hooikoorts zijn allergisch voor stuifmeelkorrels. Van welke planten komen deze stuifmeelkorrels?
A
windbloemen
B
insectenbloemen
C
zowel wind- als insectenbloemen
D
alleen van gras
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Diapositive
In een tomaat zitten soms wel 20 zaden. Hoeveel stuifmeelbuizen zijn door de stamper naar beneden gegroeid?
A
1
B
10
C
20
D
2
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Diapositive
Als een plantje ontkiemt dan gebruikt het eerste het reservevoedsel uit de zaadlobben. Hoe komt het plantje aan zijn voedsel als dit reservevoedsel op is?
Slide 10 - Question ouverte
Slide 11 - Diapositive
Een appel valt van de boom en ligt direct onder de boom op de grond. Is dit een geschikte plek om te ontkiemen? Leg je antwoord uit.
Slide 12 - Question ouverte
Juist of onjuist? Een paardenbloem is een windbloeier.
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Diapositive
De stamper bestaat uit:
stempel
stijl
vruchtbeginsel
Slide 15 - Question de remorquage
De meeldraad bestaat uit:
helmdraad
helmknop
Slide 16 - Question de remorquage
Waar worden de stuifmeelkorrels gemaakt?
A
helmknop
B
helmdraad
Slide 17 - Quiz
In welk van deze gevallen spreken we van 'bestuiving'
A
geen
B
alleen 3
C
alleen 1 en 2
D
1, 2 en 3
Slide 18 - Quiz
Welk werkwoord gebruiken we voor het proces waarbij het jonge plantje uit het zaadje komt?
Slide 19 - Question ouverte
Heeft er in deze bloem bevruchting plaats gevonden?