B3: Genen en allelen

B3: Genen en allelen
5.3.6 Je kunt omschrijven wat genen en allelen zijn (les 1)
5.3.7 Je kunt omschrijven wat een mutatie is (les 2)
5.3.8 Je kunt omschrijven wat kanker is (les 2)

Elke lichaamscel bevat bijna twee meter DNA. 
Het DNA in één cel is opgebouwd uit ongeveer drie miljard basen: de bouwstenen van het DNA.
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

B3: Genen en allelen
5.3.6 Je kunt omschrijven wat genen en allelen zijn (les 1)
5.3.7 Je kunt omschrijven wat een mutatie is (les 2)
5.3.8 Je kunt omschrijven wat kanker is (les 2)

Elke lichaamscel bevat bijna twee meter DNA. 
Het DNA in één cel is opgebouwd uit ongeveer drie miljard basen: de bouwstenen van het DNA.

Slide 1 - Diapositive

Chromosomen bestaan uit...
A
DNA
B
DNA en eiwitten
C
Basenparen

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

DNA bevat dus een code.
Waar codeert die code dan voor?
A
Voor erfelijke eigenschappen.
B
Voor genen.
C
Voor eiwitten.
D
Voor iets anders dan A, B of C.

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Genen bevatten informatie voor het maken van eiwitten.
Eigenschappen komen tot stand door eiwitten.
Voorbeeld 1:
In spiercellen zijn genen actief die zorgen voor de productie van spiereiwit. 

Slide 7 - Diapositive

Genen bevatten informatie voor het maken van eiwitten.
Eigenschappen komen tot stand door eiwitten.
Voorbeeld 2:
In alvleeskliercellen zijn genen actief die zorgen voor de productie van insuline (een eiwit). 

Slide 8 - Diapositive

Genen bevatten informatie voor het maken van eiwitten.
Eigenschappen komen tot stand door eiwitten.
Voorbeeld 3: 
Kleurstof in je ogen (melanine) komt tot stand door eiwitten.

Slide 9 - Diapositive

Twee verschillende genen betrokken bij de vorming van melanine 
(pigment in de iris van het oog): 

Gen A en gen B

Slide 10 - Diapositive

Varianten van genen: allelen (enkelvoud: allel)
Voorbeeld: Gen A
Op het bovenste chromosoom: allel A
Op het onderste chromosoom: allel a

Slide 11 - Diapositive

In de genen B op de verschillende chromosomen zijn de basenparen exact aan elkaar gelijk.
A
Juist
B
Onjuist
C
Niet met zekerheid te zeggen.

Slide 12 - Quiz

In de genen A op de verschillende chromosomen zijn de basenparen exact aan elkaar gelijk.
A
Juist
B
Onjuist
C
Niet met zekerheid te zeggen.

Slide 13 - Quiz

Dominant of recessief
Dominant: het allel is sterker dan het recessieve allel.
Recessief: het allel is minder sterk dan het dominante allel.

Slide 14 - Diapositive

Homozygoot of heterozygoot
Homozygoot: de allelen op de verschillende chromosomen zijn gelijk

Heterozygoot: de allelen op de verschillende chromosomen zijn verschillend.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Lien

DNA codeert voor....
A
Erfelijke eigenschappen
B
Eiwitten
C
Genen
D
Basenparen

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Vidéo

Mutatie
Toevallige verandering van het DNA.


Slide 20 - Diapositive

Mutagene invloeden

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Waarom heeft een mutaties in een lichaamscel meestal geen gevolgen?

Slide 23 - Question ouverte



Mutant


Als een mutatie zichtbaar is.
Albinisme (voorbeeld):
Gen voor productie van pigment is gemuteerd.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Waardoor ontstaat kanker?
A
Door cellen die ongeremd delen.
B
Door mutaties in genen die de celgroei regelen.
C
Door cellen die loslaten van de tumor en elders in het lichaam uitgroeien tot een tumor.
D
Er is een andere oorzaak.

Slide 26 - Quiz