Les 46 (15-05)

Cours du 15-05
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Cours du 15-05

Slide 1 - Diapositive

Programme
  • Presentie
  • Lesdoelen
  • Grammaire H
      - een vraag stellen
  • Au travail!
  • Devoirs


Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Na de les...

...kun je iemand over sport en gezondheid interviewen.

...weet je hoe je een vraag stelt in het Frans.


Slide 3 - Diapositive

Het Nederlands
Hoe stel jij een vraag in het Nederlands?

- Jij bent ziek.                   Ben je ziek?
- Hij heeft koorts.             Heeft hij koorts?
- Jij houdt van sporten.   Houd jij van sporten?
- Wij eten gezond.            Eten wij gezond?

Slide 4 - Diapositive

Verder over vragen stellen in het Nederlands.
In het Nederlands gebruiken wij vooral inversie. Dat houdt in dat je het onderwerp en de persoonsvorm omdraait. 

- Wij zijn .... > Zijn wij ....

Slide 5 - Diapositive

Luister fragment
Luister eens mee met het volgende fragment en zet een . of een ? achter de zin die je hoort op p.36 30a.

Slide 6 - Diapositive

En français
In het Frans stellen ze dus vragen door achter een normale zin een ? te zetten: 
- een vraagteken achter : Tu es en forme?

Maar de meest gebruikte manier in Frankrijk, om een zin vragend te maken is het zinsdeel 'est-ce que' er voor te zetten:
Est-ce que tu es en forme? 

Net zoals l', n' en j', verdwijnt ook de 'e' uit 'que' en verandert naar qu' voor een klinker of stomme h:
- Est-ce qu'il est malade?

Slide 7 - Diapositive

Een vraag stellen met een vraagwoord.
Welke vraagwoorden kennen jullie al in het Nederlands?

Vul de woordspin in:

Slide 8 - Diapositive

Vraagwoorden in het
Nederlands.

Slide 9 - Carte mentale

Vraagwoorden en français
Voor sommige zinnen, heb je vraagwoorden nodig. 
Bijvoorbeeld:

- Hoe heet jij?
- Waar woon je?

Slide 10 - Diapositive

De volgende vraagwoorden worden gebruikt in het Frans:
où                             = waar
quand                      = wanneer
comment                 = hoe
combien                  = hoeveel
pourquoi                 = waarom
qui                            = wie
qu'est-ce que           = wat

Bij zinnen met vraagwoorden kun je opnieuw het zinsdeel 'est-ce que' gebruiken. Dan is de volgorde als volgt: vraagwoord + est-ce que + gewone zin.
> Comment est-ce que tu t'appelles?  > Où est-ce que tu habites ?

Slide 11 - Diapositive

Maak een andere vraagzin, zonder vraagwoord:

Est-ce que tu es en forme?

Slide 12 - Question ouverte

Maak een andere vraagzin, zonder vraagwoord:

Vous avez la grippe?

Slide 13 - Question ouverte

Gebruik nu een vraagwoord:

...... est-ce qu'il est sportif? Parce qu'il s'entraine pour une compétition.

Slide 14 - Question ouverte

Gebruik nu een vraagwoord:

...... de fois tu t'entraine par semaine? Je m'entraine trois fois par semaine.

Slide 15 - Question ouverte

Paragraaf H - Au travail!
Kijk mee naar de opdrachten.

Jullie gaan nu verder met:
- ex. 30c, d
- ex. 31a, c, d

Klaar? Train verder met de grammatica van H via Grandes Lignes óf studiego. 
timer
15:00

Slide 16 - Diapositive

Les devoirs
Leer manier van een vraagstellen in het Frans en de verschillende vraagwoorden.

Maak:
- ex. 30c, d
- ex. 31a, c, d
- ex. 32

Slide 17 - Diapositive