Synoniemen, homoniemen, antoniemen, eponiemen

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Aan het einde van de les heb
je hebt geleerd...
wat synoniemen zijn;
wat homoniemen zijn;
wat antoniemen zijn;

Slide 2 - Diapositive

Synoniemen
Synoniemen zijn woorden die (ongeveer) hetzelfde betekenen. 
Voorbeelden van synoniemen zijn: 

bestuurder en chauffeur
militair en soldaat

Het ene woord is soms wat zakelijker dan het andere.

Slide 3 - Diapositive


Wat is een synoniem van het onderstreepte woord.                                        
                                      Dit is haar man.
A
neef
B
echtgenoot
C
vriend

Slide 4 - Quiz

Mijn pen is kapot. Mag ik die van jou?
A
doet het niet
B
kapotski
C
stuk
D
leeg

Slide 5 - Quiz

Homoniemen


De woorden zijn qua vorm en klank hetzelfde, maar hebben een andere betekenis.


Voorbeeld het woord 'kussen'

> Els kreeg drie kussen van haar dochter.

> Aisha kreeg nekpijn van haar nieuwe kussen.

Slide 6 - Diapositive

Mijn moeder vertrouwt de banken niet.
A
zij gaat er niet op zitten
B
zij weet niet of zij haar geld daarop wil sparen
C
zij gaat er geen een kopen

Slide 7 - Quiz

Ik voel me licht in mijn hoofd.
A
Ik voel me niet lekker.
B
Ik heb lampjes in mijn hoofd.
C
Mijn hoofd weegt weinig.
D
Ik kan alles duidelijk zien.

Slide 8 - Quiz

U kunt het beste de [ring] nemen om er te komen.
A
cirkelvormig voorwerp
B
sieraad
C
kring
D
rondweg rondom de grote stad

Slide 9 - Quiz

Het lijkt mij een nogal [sterk] verhaal.
A
interessant
B
heel lang
C
vol spierkracht
D
overdreven

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Wat is een antoniem van groot?
A
Dun
B
Klein
C
Lang
D
Dik

Slide 12 - Quiz

Wat is het antoniem van luxe?
A
Spartaans
B
Goedkoop
C
Klein
D
Bescheiden

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Wat is een antoniem van interesse?
A
Geïnteresseerd
B
Boeiend
C
Desinteresse
D
Oplettendheid

Slide 15 - Quiz