2V - 21 november - Grammatica/spelling H1

Nederlands
Klas: 2V
Persoonsvorm en onderwerp
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Klas: 2V
Persoonsvorm en onderwerp

Slide 1 - Diapositive

Programma van deze les
* Welkom
* Instructie: LessonUp
* Samenwerkingsopdracht
* Afsluiting + rapporten uitdelen :) 

Slide 2 - Diapositive

Doel van de les
1. Ik kan een persoonsvorm in een zin herkennen. 

2. Ik ken twee manieren om een pv te vinden. Ik kan deze twee manieren gebruiken.

3. Ik kan het onderwerp in een zin vinden. 

Slide 3 - Diapositive

Kun je uitleggen wat werkwoorden zijn?

Slide 4 - Question ouverte

Geef drie voorbeelden van werkwoorden

Slide 5 - Question ouverte

De persoonsvorm
* Elke zin heeft een persoonsvorm.

* De persoonsvorm is altijd een werkwoord. 

* De persoonsvorm kan in de tegenwoordige tijd of de verleden tijd staan. 

Slide 6 - Diapositive

Twee manieren
1. De vraagproef
Maak een vraagzin. 

2. De tijdproef
Zet de zin in een andere tijd. 

Slide 7 - Diapositive

Zet de zin in een andere tijd:
Deze klas heeft vrijdag een toets.

Slide 8 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
Noa kan soms een uur aan haar huiswerk zitten.
A
Noa
B
zitten
C
kan
D
huiswerk

Slide 9 - Quiz

Maak een vraagzin:
Op 7 december viert deze klas Sinterklaas.

Slide 10 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
Linda heeft stage gelopen bij een kinderopvang.
A
Linda
B
gelopen
C
kinderopvang
D
heeft

Slide 11 - Quiz

Het onderwerp
1. Zoek de persoonsvorm.
2. Stel de vraag: wie (of wat) + de persoonsvorm?

Voorbeeld:
Mylian reist iedere dag met de bus. 
Persoonsvorm: reist
Onderwerp: wie reist iedere dag met de bus? -> Mylian

Slide 12 - Diapositive

Wat is het onderwerp in deze zin:
Demi en Reem zitten naast elkaar in de klas.
A
Demi
B
Demi en Reem
C
elkaar
D
in de klas

Slide 13 - Quiz

Wat is het onderwerp in deze zin:
Marwa heeft een 9 op haar rapport voor wiskunde.
A
wiskunde
B
Marwa
C
een 9
D
op haar rapport

Slide 14 - Quiz

Samenwerkingsopdracht
Mylian - Atrin                     
Linda - Shayna                             
Amber - Marwa
Demi - Reem
Indy - Xantijne - Mohammed
Noa - Djenna

Slide 15 - Diapositive

Wat heb je in deze les geleerd?

Slide 16 - Question ouverte