Paragraaf 2

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Klimaatfactor reliëf

Paragraaf 2 van hoofdstuk 6

Over welke klimaatfactor hadden we het vorige les?

Klimaatfactoren

We weten al dat temperatuur afhangt van de breedtegraad, hoogteligging, en ligging aan zee.

Dit zijn klimaatfactoren.

Reliëf (hoogteverschillen) hoort daar ook bij.

Rood = hoge bergen

Waar valt meer neerslag, denk je?

Vanaf zee komt natte lucht (want veel water).

Die botst tegen de bergen op en deze wolken gaan omhoog. Stijgende lucht regent!

Een stuwingsregen

Loef is droef, want hier regent het altijd

Lij is blij, want hier is het lekker droog

En waar wordt het in de winter kouder?

Aan de kust heeft het land nog invloed van zee - zachte winters, koele zomers.

De bergen stoppen die invloed, dus aan de andere kant zijn de winters kouder.

Verschil in klimaat

Door de bergen is er links een ander klimaat dan rechts.

Daarom heet dit gebergte een klimaatscheiding.

En daarom regent het in Bergen zoveel!

Gelukkig was het er in mijn vakantie zonnig.

Welke reliëfvorm hebben we vooral in Nederland?

1. Hooggebergte
2. Middelgebergte
3. Heuvelland
4. Laagland

Hoe noem je neerslag die valt aan de loefzijde van een gebergte?

1. Stijgingsregen
2. Stuwingsregen

Aan welke kant van de berg vind je de regenschaduw?

1. Loefzijde
2. Lijzijde

Aan welke kant van het Scandinavisch Hoogland ligt de stad Bergen?

1. Loefzijde
2. Lijzijde

Welke van deze vier is géén klimaatfactor?

1. Reliëf
2. Ligging aan zee
3. Lengtegraad
4. Hoogteligging

Na vandaag weet je:

Wat het verband is tussen reliëf en klimaat.

Hoe hoger, hoe kouder;

Veel neerslag aan de loefzijde, weinig aan de lijzijde;

Gebergten kunnen de invloed van zee blokkeren;

Zo kan een gebergte een klimaatscheiding zijn.

Aan de slag

Maken: opdrachten bij paragraaf 6.2

Overslaan: vraag 1, vraag 2b/c (wel vraag 2a!)

Gebruik voor vraag 3 deze kaart/internet

Volgende keer

Af: opdrachten paragraaf 6.2

Volgende keer gaan we verder met paragraaf 3.