Toetsweek begrijpend lezen les 3: oefenen met kijk -en luisteren


Nederlands
Begrijpend lezen

Les 3: oefenen met kijk- en luisteren

VWO 3
 P3 2020-2021
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon


Nederlands
Begrijpend lezen

Les 3: oefenen met kijk- en luisteren

VWO 3
 P3 2020-2021

Slide 1 - Diapositive

vandaag oefenen met kijk- en luisteren.
Om begrijpend lezen te oefenen kan je goed gebruik maken van kijk- en luisteroefeningen.
Luisterdoelen zijn hetzelfde als tekstdoelen

Slide 2 - Diapositive

1. Geef van de volgende situatie aan wat het doel van de spreker(s) is en op welke manier je luistert.

Er vindt een bijeenkomst plaats voor inwoners van een stadsdeel waar binnenkort
een asielzoekerscentrum wordt geopend. De burgemeester spreekt de inwoners toe.

Slide 3 - Question ouverte

2. Geef van de volgende situatie aan wat het doel van de spreker(s) is en op welke manier je luistert.

Een psychologiestudent loopt in de straat en belt bij iedereen aan. Hij werkt voor
War Child en wil zo veel mogelijk geld inzamelen en mensen donateur maken.

Slide 4 - Question ouverte

3. Geef van de volgende situatie aan wat het doel van de spreker(s) is en op welke manier je luistert.

In de plaatselijke sporthal is een energiebeurs georganiseerd. Aanbieders van
zonnepanelen, zonneboilers en andere energiebesparende apparaten vertellen
honderduit over de voordelen van energiezuinige producten.

Slide 5 - Question ouverte

4. Geef van de volgende situatie aan wat het doel van de spreker(s) is en op welke manier je luistert.

Je mentor is bij een feestje van zijn schoonouders uit zijn broek gescheurd en vertelt
in de klas hoe gênant dat was en hoe hij dat heeft opgelost. De hele klas ligt in een
deuk.

Slide 6 - Question ouverte

5. Geef van de volgende situatie aan wat het doel van de spreker(s) is en op welke manier je luistert.

De schoolfotograaf is er en wil portretfoto's maken, waarbij elke leerling dezelfde
pose aanneemt.

Slide 7 - Question ouverte

6. Geef van de volgende situatie aan wat het doel van de spreker(s) is en op welke manier je luistert.

Je weet dat er in een van de volgende maanden een festival plaatsvindt waar vele
artiesten zullen optreden. Jij wilt weten of Dré Hazes ook komt en luistert naar de
radio, waarop een aankondiging te horen is.

Slide 8 - Question ouverte

Kijk en luister naar het fragment met Najib Amhali.

Vul daarna (op slide 10) globaal in waar het over gaat, beschrijf de lichaamshouding en de mimiek van Najib Amhali, hoe het podium eruitziet, hoe het publiek reageert en wat je nog meer opvalt.


Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Schrijf globaal op waar het filmpje over gaat, beschrijf de lichaamshouding en de mimiek van Najib Amhali, hoe het podium eruitziet, hoe het publiek reageert en wat je nog meer opvalt.

Slide 11 - Question ouverte

Beantwoord nu de volgende vragen zonder het fragment nogmaals te bekijken.
Beantwoord nu de vragen op slide 12 t/m 18 zonder het fragment nogmaals te bekijken.

Slide 12 - Diapositive

Wat is de hoofdzaak en wat zijn de bijzaken?

Slide 13 - Question ouverte

Najib Amhali noemt voorbeelden van kattenkwaad dat hij vroeger uithaalde. Welke?

Slide 14 - Question ouverte

Hij heeft het over ‘mijn tijd’. Welke tijd bedoelt hij daarmee?

Slide 15 - Question ouverte

Na 1.45 stelt Najib de jeugd van vroeger tegenover de jeugd van tegenwoordig.

a. Welk(e) signaalwoord(en) voor het verband tegenstelling hoor je?
b. Schrijf de delen van de tegenstelling kort in je eigen woorden op.

Slide 16 - Question ouverte

Najib geeft een aantal voorbeelden van hoe het vroeger in de klas / op school ging. Noem ten minste drie voorbeelden.

Slide 17 - Question ouverte

In het fragment worden enkele woorden gebruikt die niet alledaags (meer) zijn. Vul in je eigen woorden in wat Najib Amhali bedoelt met:

schavuiten
ben je besodemieterd
betoeterd

Slide 18 - Question ouverte

Welk(e) spreekdoel(en) heeft Najib Amhali?

Slide 19 - Question ouverte

Je gaat straks kijken naar een college van voormalig politicus Wouter Bos over speeches.
Neem eerst de vragen door. Kijk en luister dan naar het fragment. Maak aantekeningen tijdens het kijken.
Maak daarna de vragen op slide 22 t/m 28

1.a.Op welke manier leidt presentator Matthijs van Nieuwkerk het college in?
b.Vind je dit een goede inleiding? Leg uit waarom wel of niet.
2.Welk(e) spreekdoel(en) heeft Wouter Bos?
3.Voor welk soort publiek is het bedoeld?
4.Op welke drie manieren kun je volgens Aristoteles je publiek overtuigen?
5.a.Wouter Bos noemt een aantal gereedschappen om een goede speech neer te zetten. Noem er vier.
b.Onder welke pijler van een goed betoog vallen deze gereedschappen?
6.Formuleer de hoofdgedachte van het college.
7.a.Wat vind je het sterkste gereedschap dat Wouter Bos noemt?
b.Wat vind je het minst sterk?
8.a. Bevat het college van Wouter Bos voor jou nieuwe informatie? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
b.Zou je een ander aanraden het college te bekijken? Licht toe waarom wel of niet.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Lien

1.a.Op welke manier leidt presentator Matthijs van Nieuwkerk het college in?
b.Vind je dit een goede inleiding? Leg uit waarom wel of niet.

Slide 22 - Question ouverte

2. Welk(e) spreekdoel(en) heeft Wouter Bos?

Slide 23 - Question ouverte

3. Voor welk soort publiek is het bedoeld?

Slide 24 - Question ouverte

4. Op welke drie manieren kun je volgens Aristoteles je publiek overtuigen?

Slide 25 - Question ouverte

5.a.Wouter Bos noemt een aantal gereedschappen om een goede speech neer te zetten. Noem er vier.
b.Onder welke pijler van een goed betoog vallen deze gereedschappen?

Slide 26 - Question ouverte

6. Formuleer de hoofdgedachte van het college.

Slide 27 - Question ouverte

7.a.Wat vind je het sterkste gereedschap dat Wouter Bos noemt?
b.Wat vind je het minst sterk?

Slide 28 - Question ouverte

Je kijkt zo naar een tafelgesprek in De Wereld Draait Door. Het gesprek ging over krantenkoppen in De Telegraaf met de woorden ‘asieltuig’ en ‘asielplaag’, die volgens sommigen kwetsend waren en stemmingmakerij.
Je gaat straks kijken en luisteren naar een reactie op de discussie die ontstond over de krantenkoppen. Lees eerst de vragen door. Maak daarna de vragen op slide 31 t/m 40

1. Wat is het onderwerp?
2.Welk(e) spreekdoel(en) heeft Pieter Derks? Leg je antwoord uit.
3.Hoe leidt hij zijn ‘verhaal’ in?
4.Wat is het standpunt van Pieter Derks in de discussie over de krantenkoppen?
5.a.Vul ten minste vier argumenten in waarmee hij zijn mening onderbouwt.
b.Welk soort argumenten gebruikt hij het meest? Licht je antwoord toe.
6.a.In het fragment komt het verband uitspraak-tegenstelling voor (1.17). Welk(e) signaalwoord(en) gebruikt de spreker hiervoor?
b.Vul de uitspraak en de tegenstelling in.
7.a.In het fragment komt ook een opsomming voor (1.59 en verder). Welk(e) signaalwoord(en) gebruikt Pieter hiervoor?
b.Vul de zaken in die hij opsomt.
8.Omschrijf in je eigen woorden wat wordt bedoeld met iets aan de kaak stellen.
9.a.Welke tekststructuur past het best bij dit fragment?
b.Leg je antwoord uit.
10.Vat het betoog van Pieter Derks samen voor iemand die de uitzending niet heeft beluisterd. Gebruik maximaal 80 woorden voor je samenvatting.

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Lien

1. Wat is het onderwerp?

Slide 31 - Question ouverte

2.Welk(e) spreekdoel(en) heeft Pieter Derks? Leg je antwoord uit.

Slide 32 - Question ouverte

3.Hoe leidt hij zijn ‘verhaal’ in?

Slide 33 - Question ouverte

4.Wat is het standpunt van Pieter Derks in de discussie over de krantenkoppen?

Slide 34 - Question ouverte

5.a.Vul ten minste vier argumenten in waarmee hij zijn mening onderbouwt.
b.Welk soort argumenten gebruikt hij het meest? Licht je antwoord toe.

Slide 35 - Question ouverte

6.a.In het fragment komt het verband uitspraak-tegenstelling voor (1.17). Welk(e) signaalwoord(en) gebruikt de spreker hiervoor?
b.Vul de uitspraak en de tegenstelling in.

Slide 36 - Question ouverte

7.a.In het fragment komt ook een opsomming voor (1.59 en verder). Welk(e) signaalwoord(en) gebruikt Pieter hiervoor?
b.Vul de zaken in die hij opsomt.

Slide 37 - Question ouverte

8.Omschrijf in je eigen woorden wat wordt bedoeld met iets aan de kaak stellen.

Slide 38 - Question ouverte

9.a.Welke tekststructuur past het best bij dit fragment?
b.Leg je antwoord uit.

Slide 39 - Question ouverte

10.Vat het betoog van Pieter Derks samen voor iemand die de uitzending niet heeft beluisterd. Gebruik maximaal 80 woorden voor je samenvatting.

Slide 40 - Question ouverte