Les 4.3 Molecuulformules

Les 4.3 Reactievergelijkingen kloppend maken
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Les 4.3 Reactievergelijkingen kloppend maken

Slide 1 - Diapositive

planning
  • Bespreken practicum?  
  • Nakijken 1, 3 t/m 6, 8, 10, 11, 13 t/m 16 (vanaf blz 21)
  • Begin maken aan 4,3 Reactievergelijking kloppend maken

Slide 2 - Diapositive

Bespreken practicum

Slide 3 - Diapositive

Nakijken 
1, 3 t/m 6, 8, 10, 11, 13 t/m 16
vanaf blz 21


Let op: bij vraag 3 en 13 kan je meerdere antwoorden aankruisen. 

Slide 4 - Diapositive

1

Slide 5 - Diapositive

3
  • B, C en F

Slide 6 - Diapositive

4
  • A

Slide 7 - Diapositive

5
  • B

Slide 8 - Diapositive

6
  • a) Ja
  • b) Nee
  • c) de atomen worden anders gerangschikt

Slide 9 - Diapositive

8
  • a) Verbindingen waar alleen niet-metalen in voorkomen

Slide 10 - Diapositive

10
  • a) water --> waterstof + zuurstof
  • b) Nee, zijn dezelfde moleculen. Er vind géén reactie plaats, maar een fase-overgang

Slide 11 - Diapositive

11
  • a) waar
  • b) waar
  • c) waar
  • d) waar
  • e) niet waar
  • f) waar

Slide 12 - Diapositive

13
  • A en C

Slide 13 - Diapositive

14
  • C

Slide 14 - Diapositive

15
  • B

Slide 15 - Diapositive

16
  • a) methaan --> koolstof + waterstof
  • b) 1
  • c) 4

Slide 16 - Diapositive

Leerdoelen 4.3 Reactievergelijking kloppend maken
  • Je kunt het verschil tussen een reactieschema en een reactievergelijking beschrijven.
  • Je kunt de molecuulformule en naam van enkele veelvoorkomende stoffen noteren.
  • Je kunt reactievergelijkingen kloppend maken.

Slide 17 - Diapositive

Leerdoelen 4.3 Reactievergelijking kloppend maken
  • Je kunt het verschil tussen een reactieschema en een reactievergelijking beschrijven.
  • Je kunt de molecuulformule en naam van enkele veelvoorkomende stoffen noteren.
  • Je kunt reactievergelijkingen kloppend maken.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Alcohol molecuul schrijf je als: 
C2H6O

Slide 20 - Diapositive

Alcohol molecuul schrijf je als: 
C2H6O
Index: staat rechtsonder een symbool. Geeft het aantal atomen in het molecuul weer.

Slide 21 - Diapositive

3 alcohol moleculen 
schrijf je als: 
3 C2H6O
Index: staat rechtsonder een symbool. Geeft het aantal atomen in het molecuul weer.

Slide 22 - Diapositive

3 alcohol moleculen 
schrijf je als: 
3 C2H6O
Index: staat rechtsonder een symbool. Geeft het aantal atomen in het molecuul weer.
Coëfficiënt: geeft aantal moleculen in totaal weer. 

Slide 23 - Diapositive

H2O vs. H2O2

Slide 24 - Diapositive

Hoe groot is de coëfficiënt in deze notatie en wat geeft deze aan?

Slide 25 - Question ouverte

Noteer de namen van de atoomsoorten waaruit de moleculen van deze stof zijn opgebouwd.

Slide 26 - Question ouverte

Hoeveel waterstofatomen zitten er in één molecuul?

Slide 27 - Question ouverte

Hoeveel zuurstofatomen heb je hier in totaal?

Slide 28 - Question ouverte

Hoe heet het getal 5 in deze formule?

Slide 29 - Question ouverte

Sleep de juiste notatie naar de juiste afbeelding
7 H2
C3H8
3 H2O
2 CH4

Slide 30 - Question de remorquage

Molecuulformules
Gewoon uit je hoofd leren!

Tip:
  • Mono betekent ‘1’
  • Di betekent ‘2’
  • Dit heeft betrekking tot de stof die erachter staat


Slide 31 - Diapositive

Twee-atomige moleculen
De meeste elementen bestaan uit één-atomige moleculen. Maar een paar elementen bestaan uit twee-atomige moleculen.
Twee-atomige moleculen ezelbrug:
  • BrINClHOF
  • Br2I2N2Cl2H2O2F2

  • Of: Claire Fietst Naar Haar Oma In Breda
  • Cl2aire F2ietst N2aar H2aar O2ma I2n Br2eda

Slide 32 - Diapositive

Maken 1 t/m 7 (7f niet)
Vanaf blz 30

Slide 33 - Diapositive

1
  • a) het aantal atomen van de stof die vóór de index staat 
  • b) het aantal moleculen
  • c) In reactieschema’s gebruik je woorden, géén formules (dus heb je geen index en coëfficiënt nodig)

Slide 34 - Diapositive

2

Slide 35 - Diapositive

3
  • Denk aan ezelsbruggetje: Claire Fietst Naar Haar Oma In Breda!

Slide 36 - Diapositive

4
  • a) 3
  • b) 1
  • c) 4

Slide 37 - Diapositive

5
  • 4 x koolstof(atoom)
  • 5 x waterstof(atoom)
  • 3 x stikstof(atoom)
  • 9 x zuurstof(atoom)

Slide 38 - Diapositive

6
  • koolstof, waterstof en zuurstof
  • Let op: het antwoord C, H en O is niet juist. Dat zijn symbolen, geen namen.

Slide 39 - Diapositive

7
  • a) 2
  • b) 5
  • c) 3
  • d) 3
  • e) 5x2 = 10 zuurstofatomen

Slide 40 - Diapositive