PSE verslag en H3 onderzoek doen

H3 Wetenschappelijk onderzoek
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

H3 Wetenschappelijk onderzoek

Slide 1 - Diapositive

leerdoelen
3.1 De regels voor experimenteel onderzoek.
1. Je beschrijft het verloop van een experimenteel onderzoek.
2. Je verwerkt je experiment tot een onderzoeksverslag.
3.2 Gegevens verzamelen en vastleggen.
3. Je legt het verschil uit tussen experimenteel en beschrijvend onderzoek.
4. Je herkent verschillende manieren om gegevens vast te leggen.
3.3 Gegevens presenteren in diagrammen
5. Je verwerkt de meetgegevens van een onderzoek tot het juiste diagram.
6. Je interpreteert gegevens uit een diagram.
3.4 Wetenschappelijk onderzoek
7. Je beschrijft hoe een onderzoek verloopt volgens de natuurwetenschappelijke methode.
8. Je beschrijft de validiteit en betrouwbaarheid van een onderzoek.
9. Je geeft een beargumenteerde mening over ethische dilemma’s van onderzoek.

Slide 2 - Diapositive

succescriteria
  • je kunt de definitie van de volgende begrippen uitleggen: controle-experiment/ blanco, experimenteel onderzoek, afhankelijke variabele, onafhankelijke variabele, herhaalbaar, controleerbaar, vervolgonderzoek, eenduidige onderzoeksvraag, hypothese, methode, materialen, foutmarge, conclusie, discussie
  • je kunt de de leerdoelen aan een ander uitleggen
  • je kunt de (examen)vragen over dit onderwerp goed (bijna foutloos) maken
  • je weet welke binas-tabellen bij het onderwerp horen en informatie uit deze tabellen halen en gebruiken

Slide 3 - Diapositive

Meenemen naar PO
  • BINAS
  • gewone rekenmachine
  • potlood + gum + puntenslijper
  • pen
  • NL woordenboek
  • geodriehoek (grafieken tekenen
Praktische info
  • 180 minuten
  • je krijgt een practicumvoorschrift, materiaal en papier
  • je gaat van tevoren naar de wc
  • je werkt alleen
  • je schrijft het verslag met de hand (tenzij toestemming van zorg voor gebruik laptop)

Slide 4 - Diapositive

Meenemen naar PSE
  • BINAS
  • gewone rekenmachine
  • potlood + gum + puntenslijper
  • pen
  • NL woordenboek
  • geodriehoek (grafieken tekenen
Praktische info
  • 180 minuten
  • je krijgt een practicumvoorschrift, materiaal en papier
  • je gaat van tevoren naar de wc
  • je werkt alleen
  • je schrijft het verslag met de hand (tenzij toestemming van zorg voor gebruik laptop)

Slide 5 - Diapositive

De onderdelen uit het NWO-verslag.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

We richten ons op het onderzoeksverslag en de onderdelen die relevant zijn voor het praktisch tentamen. 
betavak.nl
www.meneerspoor.nl/b_verslag

Slide 8 - Diapositive

TITELPAGINA
Zorg voor een originele titel die niet te lang is, maar wel past bij je onderwerp (dus niet 1 woord of bijvoorbeeld 'science verslag'). 
In de bovenbouw verwachten we ook een ondertitel, waarin je eigenlijk laat zien over wat voor experiment het verslag gaat.
Voorbeeld:
Titel: Een hond kijkt er niet meer van op...
Onderzoek naar invloeden op gewenning aan geluiden bij honden met de Sint-Bernard als experimenteel object.

Algemene info: Naam + Klas + Vak + Docent + School + Plaats + Datum
Ik beoordeel op de titel/ ondertitel, maar het is wel raar als je de algemene info niet noemt.


Slide 9 - Diapositive

INHOUDSOPGAVE
Niet van toepassing voor het PSE (praktisch SE).

Slide 10 - Diapositive

INLEIDING
achtergrond verhaal
Achtergrondverhaal
Begin met een aansprekende zin die iedereen begrijpt, dus zonder biologische begrippen die je later gaat uitleggen.
Hierna volgt een stukje theoretische achtergrond. Hiervoor gebruik je jouw eigen biologische kennis en de BINAS (verwijs naar de tabel als je deze gebruikt als bron in je verhaal). 
Leg vervolgens in een helder verhaal alle begrippen en namen uit, die te maken hebben met het probleem dat je onderzoekt. 
Noem hier de maatschappelijke relevantie van het onderzoek. 
Eindig met een korte uitleg (en de aanleiding) van het experiment. Dit zorgt voor een logische stap van het achtergrondverhaal naar de onderzoeksvraag. Doe dit zonder 'we' of 'wij', maar onpersoonlijk: In het volgende experiment wordt...

  • Schrijf onpersoonlijk.
  • Gebruik geen kopjes, je mag wel regels overslaan (het enige kopje dat je hier gebruikt is 'inleiding'.)

Slide 11 - Diapositive

INLEIDING
probleemstelling/ onderzoeksvraag
Onderzoeksvraag
  • Is concreet. Niet: Wat is de invloed v/e plantenhormoon op de groei bij een erwtenplant? Maar: Wat is de invloed van gibberelline op stengellengte bij een erwtenplant?
  • is een open vraag. Niet: Heeft de temperatuur invloed op de activiteit van krekels? Maar: Wat is de invloed op de activiteit van krekels? (niet beginnen met werkwoord)
  • bevat één ‘variabele’ (gebruik geen ‘of’). Niet: Wat is de invloed van rood, blauw of groen licht op het kiemingspercentage van radijs? Maar: Wat is de invloed van de lichtkleur op het kiemingspercentage van radijs?
  • bevat geen bijzonderheden van de methode. Niet: Wat is de invloed van 0 °C, 20 °C, 40 °C en 60 °C op de werking van het enzym lactase? Maar: Wat is de invloed van de temperatuur op de werking van het enzym lactase?


Slide 12 - Diapositive

INLEIDING
hypothese
Hypothese
Schrijf kort op wat jouw huidige antwoord is op de onderzoeksvraag. Een hypothese is een (voorlopig) antwoord op de onderzoeksvraag en dus een voorspelling van je conclusies.
Formuleer deze als antwoord, dus maak geen gebruik van de woorden 'ik denk' of 'wij verwachten'.
Je kunt de woorden van de onderzoeksvraag gebruiken, maar dan als een bewering. 
Je zet hier in een aparte alinea een korte uitleg en argumentatie bij en, als het goed is, volgt het antwoord logisch en is gebaseerd op je achtergrondverhaal.

Een hulpmiddel om te checken of een hypothese toetsbaar is (zie beoordelingsmodel), is door gebruik te maken van een als … dan … redenering. Bijvoorbeeld: Als pissebedden een voorkeur hebben voor een vochtige omgeving dan zullen ze zich bij een keuzeproef het grootste deel van de tijd zich in een vochtige omgeving bevinden.


Slide 13 - Diapositive

WERKPLAN
materiaal en methode
Materiaallijst
Vermeld alle materialen, die nodig zijn bij deze proef. Geef details als er meerdere mogelijkheden zijn. 
Denk aan de details: rood licht (welke intensiteit / wattage), bakje (hoe groot), een beetje water (hoeveel ml, wat voor water), etc. Je kunt deze overnemen uit het practicumvoorschrift, en indien nodig (jij hebt toch ander materiaal gebruikt dan in het voorschrift staat) pas je deze aan.

Methode
Schrijf nauwkeurig op hoe de proef uitgevoerd is. Vertel precies hoe je het onderzoek hebt aangepakt: wat/wie je hebt gemeten en hoe. Tijden, aantallen en volgordes zijn ook van belang. Een ander moet hiermee de proef precies kunnen herhalen. Details zijn dus erg belangrijk.
Schrijf de methode in verhaalvorm, in de verleden tijd, zonder dat het een opsomming wordt en onpersoonlijk: ​Eerst werden de plantjes geplaatst in een...
Je mag ook de kookboekmethode hanteren. Ook een verhaalvorm, in tegenwoordige tijd en onpersoonlijk. 
Hier voeg je de tekening van de proefopstelling toe. (niet vergeten te tekenen tijdens het uitvoeren van het PO)

Slide 14 - Diapositive

WERKPLAN
methode
Methode
Schrijf nauwkeurig op hoe de proef uitgevoerd is. Vertel precies hoe je het onderzoek hebt aangepakt: wat/wie je hebt gemeten en hoe. Tijden, aantallen en volgordes zijn ook van belang. Een ander moet hiermee de proef precies kunnen herhalen. Details zijn dus erg belangrijk.
Schrijf de methode in verhaalvorm, in de verleden tijd, zonder dat het een opsomming wordt en onpersoonlijk: ​Eerst werden de plantjes geplaatst in een...
Je mag ook de kookboekmethode hanteren. Ook een verhaalvorm, in tegenwoordige tijd en onpersoonlijk. 
Hier voeg je de tekening van de proefopstelling toe. (niet vergeten te tekenen tijdens het uitvoeren van het PO)

Verkrijgen resultaten
Noem hier hoe je de resultaten gaat verkrijgen. Ga je observeren, tijd bijhouden, lengte meten, wegen... wees hier specifiek. 

Slide 15 - Diapositive

RESULTATEN
Begin dit hoofdstuk, net als de andere hoofdstukken altijd met enkele zinnen (niet met een tabel of grafiek). Je kunt beginnen met opvallende zaken, je kunt de belangrijkste resultaten noemen en daarna verwijzen naar de resultaten in de tabellen of diagrammen. Gebruik de tekst om de lezer door je resultaten heen te leiden. Gewoon een tabel of grafiek plaatsen is dus niet voldoende. 
Geef een tabel of grafiek een titel. Vergeet niet assen te benoemen. 
Kies een grafiektype dat past bij het resultaat dat je wilt laten zien. 
Let op, je trekt hier nog geen conclusies!!

Wanneer je heel veel resultaten hebt, kun je de ruwe data (alle losse resultaten) in een bijlage plaatsen (verwijs er wel naar) en alleen de tabellen of grafieken die de resultaten samenvatten plaatsen in dit hoofdstuk. 


Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

CONCLUSIE
Wat is het antwoord op je onderzoeksvraag? Herhaal hier ook de onderzoeksvraag.
Verwijs naar belangrijke resultaten.
Probeer verklaringen te vinden voor de uitkomsten van je experiment, waar baseer jij je conclusie op? Je kunt hiervoor begrippen uit je inleiding gebruiken. 



Slide 18 - Diapositive

DISCUSSIE
De discussie vormt samen met de inleiding een belangrijk deel van een onderzoeksverslag.
Maak van de discussie een goed lopend en geordend verhaal.
Bespreek je hypothese.
In de discussie worden de gevonden resultaten vergeleken met je hypothese. Herhaal je hypothese en leg hier uit of je deze moet bevestigen of verwerpen.
Foutenbespreking, betrouwbaarheid en verbeteringen.
Een experiment verloopt nooit helemaal perfect en achteraf zijn er altijd manieren om het beter te doen. Beschrijf deze en vermeld ook eventuele fouten die je gemaakt hebt. Hoe meer je laat zien dat je je experiment kunt verbeteren, hoe beter. Ook het uitbreiden van je experiment is een verbetering. 
Denk er ook aan hoe je de resultaten betrouwbaarder kunt maken of nauwkeuriger kunt meten. 
Leg uit in hoeverre je resultaten herhaalbaar zijn en niet afhankelijk van fouten of een specifieke omgeving of methode.  Verwacht je dat een ander precies dezelfde resultaten krijgt als jij?
In de discussie worden (eventueel) nieuwe onderzoeksvragen opgesteld en worden suggesties / aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek.


Slide 19 - Diapositive

REFLECTIEVRAGEN
De reflectievragen verwerk je in je verslag. 
Het is helemaal afhankelijk van de vragen bij welk onderdeel van je verslag ze het beste thuis horen. Dat is aan jou om deze inschatting te maken. 

Slide 20 - Diapositive

VERZORGDHEID
Taalgebruik
Denk aan spelling en goed lopende zinnen.

Opmaak
Let erop dat het overzichtelijk en netjes is. Fouten verbeter je duidelijk en netjes (dus niet heel erg lopen krassen).
Schrijf duidelijk.
Sla regels over tussen onderdelen.

Probeer in je tijdplanning ruimte in te plannen voor het eventueel nog netjes overschrijven van je verslag.

Dit zijn niet de meeste punten die te verdienen zijn, dus als je in tijdnood komt en het is slordiger dan je eigenlijk gewild had, dan is het wat het is. 

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Ik kan uitleggen wat een controle-experiment is, deze herkennen en zelf verzinnen bij een onderzoek

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Tijdens een onderzoek naar cytisine, een middel tegen depressie, zagen onderzoekers een gekke bijwerking. De muizen die het middel geïnjecteerd kregen, aten allemaal minder dan de muizen uit het controle-experiment.
Noem een voorwaarde waaraan de muizen in de controle-experiment bij dit onderzoek moeten voldoen.

Slide 25 - Question ouverte

Tijdens een onderzoek naar cytisine, een middel tegen depressie, zagen onderzoekers een gekke bijwerking. De muizen die het middel geïnjecteerd kregen, aten allemaal minder dan de muizen uit het controle-experiment.
Noteer hoe de muizen in het controle-experiment behandeld moeten worden.

Slide 26 - Question ouverte

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Ik kan het verschil tussen de afhankelijke en onafhankelijke variabele toelichten

Slide 30 - Diapositive

De docent leest 20 woorden op. De leerlingen mogen nog niet schrijven. Na het voorlezen mogen de leerlingen proberen die 20 woorden op te schrijven. Dit wordt 5x herhaald (met dezelfde woorden). De leerlingen rekenen daarna uit hoeveel % van de woorden ze per keer hebben onthouden.
Je hebt in dit onderzoek het aantal herhalingen en het aantal woorden dat is onthouden.
Wat is de afhankelijke variabele in dit onderzoek?
A
het aantal herhalingen
B
het aantal woorden dat is onthouden

Slide 31 - Quiz

Juist of onjuist

De onafhankelijke variabele zal niet beïnvloed worden door het resultaat van het experiment.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quiz

Ik kan uitleggen hoe een onderzoeksverslag is opgebouwd en zelf een onderzoeksverslag schrijven

Slide 33 - Diapositive

Een natuurwetenschappelijk verslag bestaat uit de resultaten, materiaal en methode, de onderzoeksvraag, de conclusie en een inleiding. Welk onderdeel heb ik niet genoemd?

Slide 34 - Question ouverte

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive


Geef feedback op de volgende onderzoeksvraag:
Hoe komt het dat het aantal grijze zeehonden is toegenomen?

Slide 39 - Question ouverte


Geef feedback op de volgende onderzoeksvraag:
Zijn blonde meisjes dommer dan andere meisjes?

Slide 40 - Question ouverte

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive

maak de oefening op de volgende dia

Slide 46 - Diapositive

Slide 47 - Lien