SO 2G H3 gs

Hoe heet het bestuurssysteem van de Republiek, waarbij regenten de macht hebben in de Staten-Generaal? (Het antwoord bestaat uit 1 woord. Vul je antwoord in zonder de lidwoorden de - het of een en schrijf alles in kleine letters)
1 / 22
suivant
Slide 1: Question ouverte
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoe heet het bestuurssysteem van de Republiek, waarbij regenten de macht hebben in de Staten-Generaal? (Het antwoord bestaat uit 1 woord. Vul je antwoord in zonder de lidwoorden de - het of een en schrijf alles in kleine letters)

Slide 1 - Question ouverte

Gebruik de vier zinnen (a-d)
Welke zinnen zijn juist over de cultuur in de Republiek?
a Burgers in de Republiek konden meer schilderijen kopen dan in andere landen.
b De katholieke kerk was verboden in de Republiek.
c Rijke burgers waren de opdrachtgevers voor Rembrandts Nachtwacht.
d In de Republiek was calvinistische censuur, zodat alleen calvinistische literatuur werd verkocht.

Juist zijn:
A
Zinnen B en D
B
Zinnen A en B
C
Zinnen A, B en C
D
Alle zinnen zijn juist

Slide 2 - Quiz

Om zijn macht te tonen nam Lodewijk XIV de volgende beslissing:
A
Hij liet ook de kerken belasting betalen
B
Hij voerde vele oorlogen tegen de edellieden in zijn land
C
Hij liet overal in het land luxe paleizen bouwen
D
Hij bouwde een groot en strak georganiseerd leger op.

Slide 3 - Quiz

In tegenstelling tot de Franse koning moest de Engelse koning zijn macht delen. Met wie moest de koning zijn macht delen? (Tip: het is geen persoon maar een instituut) (Het antwoord bestaat uit 1 woord. Vul je antwoord in zonder de lidwoorden de - het of een en schrijf alles in kleine letters)

Slide 4 - Question ouverte

Gebruik de vier antwoorden (A-D) over de tijd van regenten en vorsten.
Geef aan welke TWEE antwoorden juist zijn, dus noteer de juiste letters.
In de Republiek:
A. Bestuurden de Staten-Generaal de steden.
B. Bestuurde de stadhouder de gebieden die op Spanje waren veroverd.
C. Werkten de gewesten samen als er beslissingen over de buitenlandse politiek werden genomen.
D. Werkten de gewesten samen in de Staten-Generaal.

Slide 5 - Question ouverte

Licht de volgende uitspraak toe.
Uitspraak: Er bestaat een verband tussen de bloeiende economie en de toename van soort schilderijen in de 17e eeuw.

Slide 6 - Question ouverte

De Staten Generaal nam vaak iemand aan uit de familie Van Oranje om het leger en de vloot te leiden. Welke functie kreeg deze leider dan? Noem de naam van de functie. (Het antwoord bestaat uit 1 woord. Vul je antwoord in zonder de lidwoorden de - het of een en schrijf alles in kleine letters)

Slide 7 - Question ouverte

Noteer de uitspraak die het beste het verschil duidelijk maakt tussen godsdienstvrijheid en gewetensvrijheid.



A
Calvinisten hadden wel kerken, maar wilden geen kunst in de kerk.
B
In de Republiek werden boeken gedrukt die in andere landen verboden waren.
C
In de Republiek mochten katholieken hun eigen geloof hebben, maar hun kerk was verboden.
D
In opdracht van de Staten-Generaal werd een nieuwe Bijbelvertaling gemaakt, die de Statenvertaling werd genoemd.

Slide 8 - Quiz

Hugo de Groot schreef in een boek dat de zee niet het bezit is van staten en dat iedereen ongehinderd over alle zeeën moet kunnen reizen.
Leg uit dat de inhoud van dit boek past bij het kenmerkende aspect: het begin van een wereldeconomie.

Slide 9 - Question ouverte

Welk product vormde het belangrijkste handelswaar binnen Europa voor de Republiek in de Gouden Eeuw? (Het antwoord bestaat uit 1 woord. Vul je antwoord in zonder de lidwoorden de - het of een en schrijf alles in kleine letters)

Slide 10 - Question ouverte

Gebruik de vier uitspraken(A-D) over het kenmerkend aspect: Het begin van een wereldeconomie.
Noteer de letters van de twee juiste uitspraken.
A. In Azië deden Nederlanders, Engelsen en Portugezen mee aan slavenhandel en slavernij.
B. De Kaapkolonie (Zuid-Afrika) werd in 1652 gesticht om voedsel te verbouwen voor passerende VOC-schepen.
C. De meeste werknemers bij de VOC waren geestelijken, zodat het christelijk geloof werd verspreid in Azië.
D. Een doel bij het oprichten van compagnieën was het bevorderen van de concurrentie.

A
a=O, b=O, c=G, d=G
B
a=O, b=G, c=O, d=G
C
A=G, b=O, c=G, d=O
D
a=G, b=G, c=O, d=O

Slide 11 - Quiz

Noteer de letters van de twee juiste uitspraken, die horen bij het begin van een wereldeconomie.
A. In Azië deden Nederlanders, Engelsen en Portugezen mee aan slavenhandel en slavernij.
B. De Kaapkolonie (Zuid-Afrika) werd in 1652 gesticht om voedsel te verbouwen voor passerende VOC-schepen.
C. De meeste werknemers bij de VOC waren geestelijken, zodat het christelijk geloof werd verspreid in Azië.
D. Een doel bij het oprichten van compagnieën was het bevorderen van de concurrentie.

Slide 12 - Question ouverte

Bron 1: Let op! Lees deze bron goed, er volgen twee meerkeuzenvragen - Je kan niet terug naar de bron.
Uit een overeenkomst tussen de VOC en de koning van Cochin
(op Ceylon, 1663)
De koning van Cochin geeft aan de Compagnie de verzekering dat alle peper en wilde kaneel die in zijn rijk groeien, alleen aan de Compagnie geleverd zullen worden en dat al deze waren te Cochin op schepen van de Compagnie geladen zullen worden, zonder dat een ander land daar deel aan kan hebben.
Alle christenen die in Cochin wonen, zullen zich aan de wetten moeten houden die de Compagnie te Cochin uitvaardigt onder het gezag van de gouverneur van Ceylon.
In het land van Cochin zal men geen personen toelaten die de rooms-katholieke godsdienst hebben, behalve met uitdrukkelijke toestemming van de Compagnie.
Naar: J. Demey e.a., Geschiedenis in documenten, Amsterdam 1971

Slide 13 - Diapositive


Gebruik bron 1
Noteer de letter van de zin die het beste bij de bron 1 past.

De VOC:



A
gebruikte slaven om te werken op plantages.
B
mocht van de Staten-Generaal alles doen wat goed was voor de handel.
C
verjoeg de Engelsen en Portugezen met geweld uit delen van Azië.
D
voerde de bevolking van sommige eilanden weg of moordde deze uit.

Slide 14 - Quiz

Deze vraag gaat over bron 1.

Welke zin is een feit?

A
De christenen in Cochin waren blij met de komst van de VOC.
B
De VOC was tegen de rooms-katholieke godsdienst.
C
De koning heeft zich aan zijn afspraken met de VOC gehouden.
D
De koning verklaarde dat hij alleen aan de VOC peper zou verkopen.

Slide 15 - Quiz

Bron 2 - Bestudeer deze bron nauwkeurig (ook de titel) - Je kan niet terug naar de bron. Er volgt 1 meerkeuzevraag over de bron.
Boekwinkels van hugenoten in Amsterdam

Van: Stadsarchief Amsterdam, Collectie Atlas Dreesman


Slide 16 - Diapositive

Welke zin past het beste bij bron 2?
A
In de Gouden Eeuw kwamen vluchtelingen naar de Republiek om economische redenen.
B
In de Gouden Eeuw kwamen vluchtelingen naar de Republiek vanwege geloofsvervolging.
C
In de Gouden Eeuw kwamen vluchtelingen naar de Republiek om op VOC-schepen te werken.
D
In de Gouden Eeuw kwamen vluchtelingen naar de Republiek vanwege Jodenhaat.

Slide 17 - Quiz

Bron 3 - Bestudeer deze bron nauwkeurig (ook de titel) - Je kan niet terug naar de bron. Er volgt 1 open vraag over de bron.
Titel: Antonie van Leeuwenhoek ontdekt kleine waterdiertjes met zijn
microscoop (1674)
Ik nam water uit de Berkelse Plas, een meer hier in de buurt. Toen ik het bekeek, vond ik er een overvloed aan kleine dieren in, waarvan sommige rondvormig waren, andere hadden een ovale vorm. Aan die laatste nam ik onder de microscoop twee poten waar bij het hoofd, en twee kleine vinnen aan het andere eind van hun lichaam. Ik meen dat sommige van die kleine schepsels ongeveer duizendmaal kleiner waren dan die welke ik tot dusver gezien heb in kaaskorst, tarwebloem, schimmel en dergelijke.
Naar: J. Demey e.a., Geschiedenis in documenten, Amsterdam 1971

De vraag is: Leg uit dat de werkwijze van Van Leeuwenhoek past bij de wetenschappelijke revolutie. 
Vul dit antwoord in bij de volgende slide


Slide 18 - Diapositive

Gebruik bron 3. Leg uit dat de werkwijze van Van Leeuwenhoek past bij de wetenschappelijke revolutie.

Slide 19 - Question ouverte

Bron 4: Slaven in Brazilië verwerken suiker onder toezicht van een opzichter. Let op! Bestudeer deze bron nauwkeurig (ook de titel) - Je kan niet terug naar de bron.

Slide 20 - Diapositive


Gebruik bron 4.

Leg uit dat deze afbeelding past bij de WIC. Gebruik TWEE argumenten.

Slide 21 - Question ouverte

Succes!!

Slide 22 - Diapositive