Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 9 vidéos.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
boek lezen
timer
10:00
Slide 1 - Diapositive
STRAATTAAL
Slide 2 - Diapositive
Lesdoel
Je weet wat de Nederlandse taal en straattaal met elkaar te maken hebben
Je weet waarom straattaal gebruikt wordt
Je vergroot je kennis over straattaal
Slide 3 - Diapositive
0
Slide 4 - Vidéo
Waarom spreken jongeren straattaal?
Het is een codetaal
Het zorgt voor verbondenheid, maar kan ook mensen uitsluiten
Je toont bij welke groep je sociaal en geografisch hoort
Leuke manier om met taal te spelen-> straattaal kent geen regels -> heeft een hoog 'do it yourself' gehalte
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Vidéo
Slide 7 - Vidéo
Vroeger verspreidden de woorden van de straattaal zich via...
A
de straat
B
het internet
Slide 8 - Quiz
Straattaal
Dankzij internet, met name social media, verspreidt een taal zich snel. Vroeger waren deze middelen er niet en verspreidde het zich via de straat. Het duurde langer voor een woord in andere steden werd overgenomen.
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
Wat betekent het woord 'agga'? #straattaal
A
Den Haag
B
vreemdgaan
C
stoer lopen
D
sneaker
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Vidéo
Wat betekent het woord 'coullie'?
A
gek
B
slaaf
C
schattig
D
scooter
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Vidéo
Wat betekent het woord 'planga'? #straattaal
A
blanke man
B
bril
C
gaspedaal
D
snel rijden
Slide 15 - Quiz
Wat betekent het woord 'snelle planga'? #straattaal