10.2 De eigenschappen van zuren

Hst 10.2 "eigenschappen van zuren"
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Hst 10.2 "eigenschappen van zuren"

Slide 1 - Diapositive

Welke pH hebben zuren?
A
0-7
B
7
C
7-14

Slide 2 - Quiz

Hoofdstuk 10.1
Zure, neutrale en basische oplossingen
  • Je kunt aan de hand van de pH uitleggen of een oplossing zuur, neutraal of basisch is.
  • Je kunt uitleggen hoe je verschillende indicatoren gebruikt om de zuurgraad van een oplossing te bepalen

Slide 3 - Diapositive

Hoofdstuk 10.1
Zure oplossingen  pH < 7
Neutrale oplossingen pH = 7
Basische oplossingen pH > 7

pH geeft aan hoe zuur (of basisch) iets is. Hoe kleiner de pH hoe sterker het zuur

Slide 4 - Diapositive

Hoofdstuk 10.1
Definitie van zuren: stoffen die een H+ kunnen afstaan
(HCl, H2SO4, HNO3, H3PO4, H2CO3, HAc)

De namen hiervan moet je kennen.
Zoutzuur, Zwavelzuur, Salpeterzuur, Fosforzuur, Koolzuur, Azijnzuur

Slide 5 - Diapositive

Hoofdstuk 10.1
Definitie van Basen:  Stoffen die een H+ kunnen opnemen
(OH-, O2-, NH3, CO32- )

Ook deze moet je kennen
Hydroxide, Oxide, Ammonia, Carbonaat)

Slide 6 - Diapositive

Hoofdstuk 10.1
Om te bepalen wat de pH van een stof is kan je indicatoren (= aanwijzers) gebruiken. De kleur van de indicatoren is afhankelijk van de pH. 


Tabel 36 in BINAS geeft een overzicht van indicatoren


Slide 7 - Diapositive

Hoofdstuk 10.1
Daarnaast bestaat er ook universeel 
indicator.


Of elektronisch, de pH-meter

Slide 8 - Diapositive

10.2 De eigenschappen van zuren
Formules voor zuren:  Bevatten geen metalen 
                                    Bevatten meerdere verschillende atoomsoorten 

Zuren zijn dus moleculaire stoffen, wel een bijzondere groep!

Zuivere zuren geleiden ook geen stroom.
Zuren zijn stoffen die splitsen in water! Ze splitsen in een H+ ion en een negatief ion.
Bv.    HCl   -->  H+  (aq)   +   Cl- (aq) 

(zie tabel 2 op blz. 22, LEREN)

Slide 9 - Diapositive

10.2 De eigenschappen van zuren
DUS: als een zuur oplost ontstaat er dus altijd H+ en de rest die overblijft noemt men ook wel het zuurrest-ion

Bijvoorbeeld zoutzuur:
HCl  -->  H+  + Cl-
Cl- is hier dan het zuurrest-ion (chloride)

Kun je dit uitwerken voor zwavelzuur? En salpeterzuur? 

Slide 10 - Diapositive

Stofeigenschappen van zure oplossingen

 Alle zuuroplossingen:
• bevatten -ionen;
• hebben een pH-waarde lager dan 7;
• smaken zuur;
• geleiden elektrische stroom;
• kunnen worden geëlektrolyseerd, waarbij -gas aan de negatieve elektrode ontstaat;
• reageren sterk met onedele metalen, waarbij een metaalion en -gas ontstaan;
• reageren met basen.

Slide 11 - Diapositive

Werk
Maken 1 t/m 16 op blz. 24
Klaar: test jezelf 10.1 + 10.2

Slide 12 - Diapositive

Hoofdstuk 10.3 Basen
Belangrijke basen (stoffen die een H+ kunnen opnemen)

OH-      hydroxide ion
O2-      oxide ion
CO32-  carbonaat ion
NH3     ammonia

Deze namen moet je kennen (staan niet in BINAS).
Waar komen deze deeltjes vandaan??? 

Slide 13 - Diapositive

10.3 Basen
De reacties die dan kunnen plaatsvinden noemen we zuur-base reacties: 




Slide 14 - Diapositive

10.3 Basen
Oplossingen van basen worden gebruikt om vettig vuil te verwijderen

Sterke oplossing van basen kunnen huid en slijmvliezen beschadigen





Slide 15 - Diapositive

10.3 Basen
De pH van basen is altijd groter dan 7.0

Bij verdunnen van basen zal de pH dalen tot minimaal 7. 

Door verdunnen zal het nooit beneden de 7 komen

Slide 16 - Diapositive

Hoofdstuk 10.3, Basen
Stofeigenschappen
Alle basische oplossingen:
• bevatten stoffen of deeltjes die H+ opnemen;
• hebben een pH-waarde hoger dan 7;
• geleiden elektrische stroom;
• reageren met vet;
• reageren met zuren;
• smaken zeepachtig (maar je mag ze niet proeven!).

Als je de pH van een basische oplossing wilt onderzoeken, gebruik dan indicatoren.

Slide 17 - Diapositive