Herhalingsweek

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Herhalingsweek

Bonjour tout le monde!

• Jassen uit
• telefoon in je TAS
• Inloggen in LessonUp
• Als de timer is afgelopen, stop je met praten en  begint de les.

PTO 4

Chapitre 6 + herhaling klas 1 + 2

RTTI

Reproductie

Reproductie?

Woordvolgorde in het Frans

Algemene regel: 

(plaats/ tijd) onderwerp + werkwoord(en) + lijdend voorwerp + meewerkend voorwerp (plaats / tijd). 

Hier, nous avons regardé un film chez ma tante.

Bezittelijk voornaamwoord

	mannelijk	vrouwelijk	meervoud
mijn	mon	ma	mes
jouw	ton	ta	tes
zijn / haar	son	sa	ses
ons / onze	notre	notre	nos
uw / jullie	votre	votre	vos
hun	leur	leur	leurs

Het zelfstandig naamwoord bepaalt de vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Regelmatige werkwoorden

op -ER / RE / IR

Er zijn 3 groepen regelmatige werkwoorden in het Frans:

- Regelmatige werkwoorden die eindigen op -er

- Regelmatige werkwoorden die eindigen op -ir

- Regelmatige werkwoorden die eindigen op -re

2 werkwoordstijden:

- le présent (ik zing / je chante)

- le passé composé (ik heb gezongen / j'ai chanté)

Stam + 

Uitgang passé composé regelmatige werkwoorden

ER = stam + é      >    j'ai regardé

IR = stam + i         >    j'ai choisi

RE = stam + u      >    j'ai vendu

L'indicatif présent

des verbes irréguliers

= onregelmatige werkwoorden

uit je hoofd te kennen

des verbes réguliers

= regelmatige werkwoorden

volgt een regel voor vervoeging

Être et avoir

Le passé composé 

être = j'ai été

avoir = j'ai eu

De voltooid tegenwoordige tijd

zijn = ik ben geweest

hebben = ik heb gehad

Leg uit: Het leren van regelmatige en onregelmatige werkwoorden is anders.

Stampen, stampen, stampen...

vocabulaire

uitgangen van de regelmatige werkwoorden

de onregelmatige ww. être en avoir

het bezittelijk voornaamwoord

de ontkenning

de telwoorden

de woordvolgorde

Toepassen 1

- zet het werkwoord in de juiste tijd en vorm

- kies het juiste bezittelijk voornaamwoord

- schrijf het getal 643 voluit in het Frans

- maak de zin ontkennend (ne ... pas)

- plaats het woord in de juiste zin

- zet de dagen van de week in de juiste volgorde

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) tante

1. son
2. sa
3. ses

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) école (v)

1. sa
2. ta
3. son
4. ses

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (hun) maison

1. notre
2. votre
3. nos
4. leur

Regelmatig werkwoord:
Entendre - j'

1. entendre
2. entends
3. entend
4. enden

Regelmatige werkwoorden op -er

Vous ............. (travailler)

1. travaillons
2. travaillez
3. travaille
4. travaillent

Regelmatige werkwoorden op -er

Elles ........... (trouver)

1. trouvent
2. trouve
3. trouvons
4. trouvez

le présent: je (avoir) / elles (pleurer) / vous (être) / tu (entendre) / nous (finir)

le passé composé: elles (avoir) / vous (oublier) / tu (entendre) / il (parler) / nous (être)
ils (rougir)

Maak de zin ontkennend: Je suis allé au cinéma (ne plus)

Zet in de juiste volgorde: mardi, samedi, lundi, jeudi

1. mardi, lundi, jeudi, samedi
2. samedi, lundi, jeudi, mardi
3. lundi, jeudi, samedi, mardi
4. lundi, mardi, jeudi, samedi

Toepassen 2

- vertaal de woorden en zet op de juiste zin

- vertaal het bezittelijk voornaamwoord

- vertaal de ontkenning en maak de zin ontkennend (nooit)

Zet de zin in het meervoud

vertaal het werkwoord en zet het in de juiste vorm / tijd

- lees de tekst en beantwoord de vragen (in het Nederlands)

Vertaal een zin (F-N)

Zet de zin in het meervoud

Ma soeur habite avec sa petite cousine à Paris.

Zet de zin in het meervoud

Mes soeurs habitent avec leurs petites cousines à Paris.

Hoe maak je een (standaard)Franse zin?

De woordvolgorde bij zinnen in het Nederlands is anders dan die bij zinnen in het Frans.

Woordvolgorde in het Frans

Algemene regel: 

(plaats/ tijd) onderwerp + werkwoord(en) + lijdend voorwerp + meewerkend voorwerp (plaats / tijd). 

Hier, nous avons regardé un film chez ma tante.

suis - vendredi - je me couche - vers - fatigué - 22.00 heures - je - et

Inzicht

Grammatica en woordenschat in een nieuwe situatie of context

- een schrijfopdracht (jezelf voorstellen)

- een zin vertalen

maar ook bijvoorbeeld:

- het uitleggen van grammatica / regels (ga ik niet vragen)

- uitleggen waarom iets goed of fout is (ga ik niet vragen)

Il a arrêté le bac à cause de ses notes.

Ce soir l'émission était marrante.