Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Re/Ta 1D Zinsontleding - 20/3 & 27/3
Zinsontleding
Nederlands
1 / 33
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1
Cette leçon contient
33 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
2 vidéos
.
La durée de la leçon est:
45 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Zinsontleding
Nederlands
Slide 1 - Diapositive
Persoonsvorm
1. Zin vragend maken
De persoonsvorm komt vooraan te staan
2. Verander het onderwerp van enkelvoud naar meervoud
Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm
3. Tijd veranderen
Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
Wat is de persoonsvorm?
Waarom wandelt Elise de avondvierdaagse?
Slide 4 - Question ouverte
Wat is de persoonsvorm?
In zijn jas heeft Job een scheur.
Slide 5 - Question ouverte
Zinsdelen
Een zinsdeel kan een woord, maar ook een groepje woorden zijn .
Ieder 'stukje' van de zin dat je voor en na de PV kunt plaatsen is een apart zinsdeel.
Slide 6 - Diapositive
Voorbeeld
Hoofdzin:
Vorig jaar |
heb
| ik voor mijn vrienden een damtoernooi | georganiseerd. |
Ik |
heb
| vorig jaar voor mijn vrienden een damtoernooi | georganiseerd. |
Voor mijn vrienden |
heb
| ik vorig jaar een damtoernooi | georganiseerd. |
Een damtoernooi |
heb
| ik vorig jaar voor mijn vrienden | georganiseerd. |
Slide 7 - Diapositive
Verdeel de zin in zinsdelen
Zijn broer maakte die lastige opdracht zonder fouten.
Slide 8 - Question ouverte
Welke zin is goed opgedeeld?
Zijn broer maakte die lastige opdracht zonder fouten.
A
| Zijn | broer | maakte | die lastige opdracht | zonder fouten.|
B
| Zijn broer | maakte | die | lastige opdracht |zonder | fouten. |
C
| Zijn broer | maakte | die lastige opdracht |zonder | fouten. |
D
| Zijn broer | maakte |die lastige opdracht |zonder fouten. |
Slide 9 - Quiz
Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in de zin
Het werkwoordelijk gezegde kan bestaan uit;
De persoonsvorm
+ Alle andere werkwoorden in de zin
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Vidéo
Wat is het werkwoordelijke gezegde?
De getuige was overtuigd van haar verhaal.
Slide 12 - Question ouverte
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De winkelier was zijn voorraad aan het controleren.
Slide 13 - Question ouverte
Onderwerp
Wie / wat + werkwoordelijk gezegde
Zoek het werkwoordelijk gezegde
Vraag: wie of wat + werkwoordelijk gezegde
Het antwoord op die vraag is het onderwerp
Slide 14 - Diapositive
Wat is het onderwerp?
De jongen schrijft een liefdesbrief aan zijn vriendin.
Slide 15 - Question ouverte
Wat is het onderwerp?
Mijn oma appt mij het recept.
Slide 16 - Question ouverte
De rest is alleen voor havo-vwo
Ga de oefeningen maken als je niet mee hoeft te doen
Slide 17 - Diapositive
Lijdend voorwerp
Wie / wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp
Je moet twee dingen weten:
Wie/wat doet er iets? (onderwerp)
Wat doet diegene?
(pv + werkwoordelijk gezegde)
Slide 18 - Diapositive
Wat is het lijdend voorwerp?
'De jongens gooiden sneeuwballen op
het schoolplein.'
Slide 19 - Diapositive
Wat is het lijdend voorwerp?
'Razend gooide de leraar een krijtje door het lokaal.'
Slide 20 - Diapositive
Wat is het lijdend voorwerp?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'
Slide 21 - Diapositive
Even oefenen...
Razend gooide de leraar een krijtje door het lokaal.
Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.
Slide 22 - Diapositive
Wat is het lijdend voorwerp?
'De jongens gooiden sneeuwballen op het schoolplein.'
A
De jongens
B
sneeuwballen
C
het schoolplein
D
Er is geen lijdend voorwerp
Slide 23 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp?
'Razend gooide de leraar een krijtje door het lokaal.'
A
Razend
B
de leraar
C
een krijtje
D
het lokaal
Slide 24 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'
A
Peter
B
gisteren
C
zijn scooterrijbewijs
D
Er is geen lijdend voorwerp
Slide 25 - Quiz
Meewerkend voorwerp
Slide 26 - Diapositive
Zinsdelen
Persoonsvorm
Werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Slide 27 - Diapositive
Meewerkend voorwerp
Aan
wie of voor wie + gezegde + onderwerp en lijdend voorwerp
Slide 28 - Diapositive
Wat is het meewerkend voorwerp?
'De jongen schrijft een liefdesbrief aan zijn vriendin.'
A
De jongen
B
een liefdesbrief
C
aan zijn vriendin
D
Er is geen meewerkend voorwerp
Slide 29 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp?
'Mijn oma appt mij het recept.'
A
Mijn oma
B
mij
C
het recept
D
Er is geen meewerkend voorwerp
Slide 30 - Quiz
Zinsontleden
Oefenenzinnen
Slide 31 - Diapositive
Ga zelf aan de slag met oefenbladen
Slide 32 - Diapositive
Slide 33 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Zinsontleden
December 2023
- Leçon avec
30 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Zinsontleden - uitleg en oefenen
September 2023
- Leçon avec
36 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Blok 3 les 1 - Zinsontleden
November 2023
- Leçon avec
43 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Zinsontleden (t/m LV)
April 2022
- Leçon avec
29 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Zinsontleden (t/m LV)
September 2023
- Leçon avec
36 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Zinsontleden
May 2023
- Leçon avec
34 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Zinsontleden - uitleg
June 2022
- Leçon avec
34 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Zinsontleden
November 2023
- Leçon avec
36 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2