samengestelde persoonsvormen
1 / 32
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Is deze zin enkelvoudig of samengesteld?
1) Het is te vroeg voor deze les, maar ik verwacht een actieve houding van jullie.
1) Het is te vroeg voor deze les, maar ik verwacht een actieve houding van jullie.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 2 - Quiz
Wat zijn de persoonsvormen?
1) Het is te vroeg voor deze les, maar ik verwacht een actieve houding van jullie.
1) Het is te vroeg voor deze les, maar ik verwacht een actieve houding van jullie.
Slide 3 - Question ouverte
Wat zijn de onderwerpen?
1) Het is te vroeg voor deze les, maar ik verwacht een actieve houding van jullie.
1) Het is te vroeg voor deze les, maar ik verwacht een actieve houding van jullie.
Slide 4 - Question ouverte
Wat is het voegwoord?
1) Het is te vroeg voor deze les, maar ik verwacht een actieve houding van jullie.
1) Het is te vroeg voor deze les, maar ik verwacht een actieve houding van jullie.
Slide 5 - Question ouverte
Welke combinatie zie je in deze zin?
1) Het is te vroeg voor deze les, maar ik verwacht een actieve houding van jullie.
1) Het is te vroeg voor deze les, maar ik verwacht een actieve houding van jullie.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ
Slide 6 - Quiz
Is deze zin enkelvoudig of samengesteld?
2) Terwijl mijn broertje met zijn Lego speelt, moet ik van mijn ouders aan mijn huiswerk.
2) Terwijl mijn broertje met zijn Lego speelt, moet ik van mijn ouders aan mijn huiswerk.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 7 - Quiz
Wat zijn de persoonsvormen?
2) Terwijl mijn broertje met zijn Lego speelt, moet ik van mijn ouders aan mijn huiswerk.
2) Terwijl mijn broertje met zijn Lego speelt, moet ik van mijn ouders aan mijn huiswerk.
Slide 8 - Question ouverte
Wat zijn de onderwerpen?
2) Terwijl mijn broertje met zijn Lego speelt, moet ik van mijn ouders aan mijn huiswerk.
2) Terwijl mijn broertje met zijn Lego speelt, moet ik van mijn ouders aan mijn huiswerk.
Slide 9 - Question ouverte
Wat is het voegwoord?
2) Terwijl mijn broertje met zijn Lego speelt, moet ik van mijn ouders aan mijn huiswerk.
2) Terwijl mijn broertje met zijn Lego speelt, moet ik van mijn ouders aan mijn huiswerk.
Slide 10 - Question ouverte
Welke combinatie zie je in deze zin?
2) Terwijl mijn broertje met zijn Lego speelt, moet ik van mijn ouders aan mijn huiswerk.
2) Terwijl mijn broertje met zijn Lego speelt, moet ik van mijn ouders aan mijn huiswerk.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ
Slide 11 - Quiz
Is deze zin enkelvoudig of samengesteld?
3) Als mijn trainer-coach dit weekend weer tegen mijn teamgenoot schreeuwt, zeg ik er iets van.
3) Als mijn trainer-coach dit weekend weer tegen mijn teamgenoot schreeuwt, zeg ik er iets van.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 12 - Quiz
Wat zijn de persoonsvormen?
3) Als mijn trainer-coach dit weekend weer tegen mijn teamgenoot schreeuwt, zeg ik er iets van.
3) Als mijn trainer-coach dit weekend weer tegen mijn teamgenoot schreeuwt, zeg ik er iets van.
Slide 13 - Question ouverte
Wat zijn de onderwerpen?
3) Als mijn trainer-coach dit weekend weer tegen mijn teamgenoot schreeuwt, zeg ik er iets van.
3) Als mijn trainer-coach dit weekend weer tegen mijn teamgenoot schreeuwt, zeg ik er iets van.
Slide 14 - Question ouverte
Wat is het voegwoord?
3) Als mijn trainer-coach dit weekend weer tegen mijn teamgenoot schreeuwt, zeg ik er iets van.
3) Als mijn trainer-coach dit weekend weer tegen mijn teamgenoot schreeuwt, zeg ik er iets van.
Slide 15 - Question ouverte
Welke combinatie zie je in deze zin?
3) Als mijn trainer-coach dit weekend weer tegen mijn teamgenoot schreeuwt, zeg ik er iets van.
3) Als mijn trainer-coach dit weekend weer tegen mijn teamgenoot schreeuwt, zeg ik er iets van.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ
Slide 16 - Quiz
Is deze zin enkelvoudig of samengesteld?
4) Ik denk dat ik voor dit onderdeel echt een voldoende ga halen.
4) Ik denk dat ik voor dit onderdeel echt een voldoende ga halen.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 17 - Quiz
Wat zijn de persoonsvormen?
4) Ik denk dat ik voor dit onderdeel echt een voldoende ga halen.
4) Ik denk dat ik voor dit onderdeel echt een voldoende ga halen.
Slide 18 - Question ouverte
Wat zijn de onderwerpen?
4) Ik denk dat ik voor dit onderdeel echt een voldoende ga halen.
4) Ik denk dat ik voor dit onderdeel echt een voldoende ga halen.
Slide 19 - Question ouverte
Wat is het voegwoord?
4) Ik denk dat ik voor dit onderdeel echt een voldoende ga halen.
4) Ik denk dat ik voor dit onderdeel echt een voldoende ga halen.
Slide 20 - Question ouverte
Welke combinatie zie je in deze zin?
4) Ik denk dat ik voor dit onderdeel echt een voldoende ga halen.
4) Ik denk dat ik voor dit onderdeel echt een voldoende ga halen.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Diapositive
In welke tijd staat de samengestelde zin?
1) Gisteren (zijn) het belachelijk koud, dus (blijven) ik lekker thuis.
1) Gisteren (zijn) het belachelijk koud, dus (blijven) ik lekker thuis.
A
tt + tt
B
tt + vt
C
vt + tt
D
vt + vt
Slide 23 - Quiz
Hoe schrijf je de persoonsvormen?
1) Gisteren (zijn) het belachelijk koud, dus (blijven) ik lekker thuis.
1) Gisteren (zijn) het belachelijk koud, dus (blijven) ik lekker thuis.
Slide 24 - Question ouverte
In welke tijd staat de samengestelde zin?
2) De meisjes (rennen) vorige week naar school en afgelopen weekend (fietsen) ze naar hun werk.
2) De meisjes (rennen) vorige week naar school en afgelopen weekend (fietsen) ze naar hun werk.
A
tt + tt
B
tt + vt
C
vt + tt
D
vt + vt
Slide 25 - Quiz
Hoe schrijf je de persoonsvormen?
2) De meisjes (rennen) vorige week naar school en afgelopen weekend (fietsen) ze naar hun werk.
2) De meisjes (rennen) vorige week naar school en afgelopen weekend (fietsen) ze naar hun werk.
Slide 26 - Question ouverte
In welke tijd staat de samengestelde zin?
3) Het (worden) nu echt prachtig in het nieuwe huis, want gisteren (zetten) de keukenmonteur het keukenblok erin.
3) Het (worden) nu echt prachtig in het nieuwe huis, want gisteren (zetten) de keukenmonteur het keukenblok erin.
A
tt + tt
B
tt + vt
C
vt + tt
D
vt + vt
Slide 27 - Quiz
Hoe schrijf je de persoonsvormen?
3) Het (worden) nu echt prachtig in het nieuwe huis, want gisteren (zetten) de keukenmonteur het keukenblok erin.
3) Het (worden) nu echt prachtig in het nieuwe huis, want gisteren (zetten) de keukenmonteur het keukenblok erin.
Slide 28 - Question ouverte
In welke tijd staat de samengestelde zin?
4) Terence (beantwoorden) de vorige les alle vragen goed, maar (lukken) hem dat de volgende les weer?
4) Terence (beantwoorden) de vorige les alle vragen goed, maar (lukken) hem dat de volgende les weer?
A
tt + tt
B
tt + vt
C
vt + tt
D
vt + vt
Slide 29 - Quiz
Hoe schrijf je de persoonsvormen?
4) Terence (beantwoorden) de vorige les alle vragen goed, maar (lukken) hem dat de volgende les weer?
4) Terence (beantwoorden) de vorige les alle vragen goed, maar (lukken) hem dat de volgende les weer?
Slide 30 - Question ouverte
Ben je klaar voor de toets?
JA
NEE
