Herhaling trede 7

Le programme
1. Le but du jour
2. Herhaling manger
3. Herhaling vraagzinnen
4. Herhaling ontkenning
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Le programme
1. Le but du jour
2. Herhaling manger
3. Herhaling vraagzinnen
4. Herhaling ontkenning

Slide 1 - Diapositive

Le but du jour
Aan het einde van de les heb ik de belangrijkste stof van trede 7 goed herhaald.

Slide 2 - Diapositive

'manger' is een?
A
Onregelmatig werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Regelmatig werkwoord

Slide 3 - Quiz

Hoe vind je de stam van een regelmatig werkwoord op -er?

Slide 4 - Question ouverte

Manger
Ik eet
Je mange
Jij eet
Tu manges
Hij/zij/men eet
Il/elle/on mange
Wij eten
Nous mangeons (let op de extra 'e' !
Jullie / u eten
Vous mangez
Zij eten
Ils/elles mangent

Slide 5 - Diapositive

Vertaal; Hij eet een appel (une pomme)

Slide 6 - Question ouverte

Vertaal; ik eet een pizza (une pizza)

Slide 7 - Question ouverte

Vertaal; wij eten een maaltijd (un repas)

Slide 8 - Question ouverte

Vertaal; u eet een peer (une poire)

Slide 9 - Question ouverte

Beheers jij het werkwoord manger al?
Oui! Ik snap het helemaal
Ik snap wat ik moet doen maar ik moet de uitgangen nog oefenen
Ik denk dat ik er wel uitkom als ik de stof nog een keer goed doorneem
Ik snap er helemaal niets van! HELP

Slide 10 - Sondage

Welke vragen heb je nu nog over het werkwoord manger? (optioneel)

Slide 11 - Question ouverte

Vraagzinnen

Slide 12 - Diapositive

Op welke 3 manieren kun je in het Frans een zin vragend maken?

Slide 13 - Carte mentale

Zinnen vragend maken

1. Vraagteken achter de zin (+ uitspraak)
2. Est-ce que/est-ce qu' + zin + ?
3. Persoonsvorm en onderwerp omdraaien + zin + ?

Slide 14 - Diapositive

Maak de volgende zin vragend op manier 1 (zin + ?)
Je suis allemand

Slide 15 - Question ouverte

Maak de volgende zin vragend op manier 1 (zin + ?)
Ils aiment le yaourt

Slide 16 - Question ouverte

Maak de volgende zin vragend op manier 2 ( Est-ce que/est-ce qu' + zin + ?)
Tu adores la Chine?

Slide 17 - Question ouverte

Maak de volgende zin vragend op manier 2 ( Est-ce que/est-ce qu' + zin + ?)
Il aime le vin

Slide 18 - Question ouverte

Maak de volgende zin vragend op manier 3 ( Persoonsvorm en onderwerp omdraaien + zin + ?)
Tu cherches ton portable

Slide 19 - Question ouverte

Maak de volgende zin vragend op manier 3 ( Persoonsvorm en onderwerp omdraaien + zin + ?)
Vous buvez du vin

Slide 20 - Question ouverte

Welke vragen heb je nu nog over vraagzinnen? (optioneel)

Slide 21 - Question ouverte

De ontkenning

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Le hamburger 

Slide 24 - Diapositive

ik ga niet naar school

je ne vais pas à l'école

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive


Maak de zin ontkennend:
Nous parlons français.

Slide 27 - Question ouverte


Maak de zin ontkennend:
Elle danse toute seule.

Slide 28 - Question ouverte


Maak de zin ontkennend:
Charlotte travaille au restaurant. 

Slide 29 - Question ouverte


Maak de zin ontkennend:
Il a 13 ans.

Slide 30 - Question ouverte

Welke vragen heb je nu nog over de ontkenning? (optioneel)

Slide 31 - Question ouverte

WST

Stof herhalen in de portal (vorige tredes)
werkblad maken trede 7 
Vocabulaire herhalen

Slide 32 - Diapositive