Wat weet je nog van de 'past simple' en de 'past continuous'?
Slide 6 - Carte mentale
Past Simple
ww + ed / 2de rijtje onr. ww.
- verleden tijd
- kort in de verleden tijd
Past Continuous
was/were + ww + ing
- verleden tijd
- lang in de verleden tijd
- NL: 'ik was aan het'
Slide 7 - Diapositive
De eerste 2 steeds van 5.1 (p. 27)
Slide 8 - Diapositive
5.1 vraag 1 t/m 14
Slide 9 - Diapositive
5.1 vraag 15 t/m 24
Slide 10 - Diapositive
De eerste 3 van 5.2
Slide 11 - Diapositive
5.2
Slide 12 - Diapositive
Maken: 5.3 + 5.4 (p. 28)
Slide 13 - Diapositive
5.3 (p. 28)
Slide 14 - Diapositive
M2
Introductie leesvaardigheidsreader
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Vidéo
Waarom is het lezen van Engelse boeken belangrijk? / Wat zijn de voordelen?
Slide 17 - Carte mentale
Hoeveel procent van je uiteindelijke punt voor Engels in mavo 4 bestaat uit leesvaardigheid?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%
Slide 18 - Quiz
KB-niveau -> Engelse vragen
In de laatste leestoets gaan we één niveau omhoog.
Je krijgt een combinatie van Nederlandse en Engelse vragen. We gaan nu kijken of je de meest gestelde Engelse vragen kunt vertalen. Dit scheelt je tijd tijdens de volgende toets :)
Slide 19 - Diapositive
Questions
Do you know these questions?
Slide 20 - Diapositive
How does the writer introduce the topic?
A
Hoe stelt de schrijver zich voor?
B
Hoe introduceert de schrijver zichzelf?
C
Hoe introduceert de schrijver het onderwerp?
D
Hoe schrijf je een introductie?
Slide 21 - Quiz
What does the word refer to?
A
Waar wijs je naar?
B
Waar verwijst het woord naar?
C
Wat betekent het woord wijzen?
D
Wat doet het woord verwijzen daar?
Slide 22 - Quiz
What is the main point of paragraph 5?
A
Wat is het belangrijkste punt in alinea 5?
B
Wat is het punt van alinea 5?
C
Welk punt wordt niet gemaakt in alinea 5?
D
Is dat het punt van alinea 5?
Slide 23 - Quiz
What is mentioned about dogs?
A
Wat is er met honden?
B
Hoe worden honden vaak genoemd?
C
Hoe noem je een hond?
D
Wat wordt er gezegd over honden?
Slide 24 - Quiz
What becomes clear in line 17?
A
Dat is duidelijk regel 17.
B
Wie schreef regel 17?
C
Wat wordt er duidelijk in regel 17?
D
Regel 17 lijkt mij duidelijk.
Slide 25 - Quiz
What can be concluded?
A
Welke conclusie wordt er gemaakt?
B
Wat kan er worden geconcludeerd?
C
Is dat de conclusie van de tekst?
D
Wat is het eindpunt?
Slide 26 - Quiz
Which of the following words mean ...?
A
Wat betekenen deze woorden?
B
Wat betekent het volgende?
C
Welke van de volgende woorden betekent...?
D
Wie is bekend met de volgende woorden?
Slide 27 - Quiz
Reader
We gaan nu starten in de reader lees- vaardigheid.
Je hebt een pen + een markeerstift nodig.
Slide 28 - Diapositive
End of the lesson
- niemand ruimt op, voordat ik het zeg - we blijven allemaal zitten totdat de bel gaat - als de bel gaat, schuif je je stoel aan
Ga je staan of ruim je eerder op? Dan vertrek je als laatst.