Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Aardrijkskunde
1HV Zuidoost Azië: cultuur en ontwikkeling
§3 Arm en rijk in Zuidoost Azië
Slide 1 - Diapositive
Lesplanning
check in
blik vooruit
Activeren voorkennis
lesdoel vandaag
bespreken H3 §3
Slide 2 - Diapositive
Hoe gaat het ermee vandaag?
😒🙁😐🙂😃
Slide 3 - Sondage
Activeren voorkennis
Slide 4 - Diapositive
Gingen mensen wonen
Groot stuk landbouwgrond
werd gebruikt van het leeghalen van landbouwproducten en delfstoffen
Rivier
door de mens getrokken
Kunstmatige grens
Natuurlijke grens
Plantage
Vestegingskolonie
Exploitatie kolonie
Slide 5 - Question de remorquage
Lesdoelen
Slide 6 - Diapositive
Lesdoel vandaag
Slide 7 - Diapositive
Leestijd
Lees de leertekst van §3.3
Maak ondertussen een mindamp / aantekening
timer
7:00
Slide 8 - Diapositive
Hoe herken jij of iemand rijk is?
Slide 9 - Question ouverte
Hoe herken jij of een gebied arm is?
Slide 10 - Question ouverte
Slide 11 - Diapositive
Ontwikkeling: kijken of meten
Het ontwikkelinsgpeil van een land kan je zien door te kijken naar afbeeldingen.
Beter is het om te meten aan de hand van ontwikkelingskenmerken.
Slide 12 - Diapositive
Op welke twee manieren kan je het ontwikkelingspeil van een land meten?
Slide 13 - Question ouverte
Ontwikkelingskenmerken
Ontwikkeling kan je op twee manieren meten:
Inkomens
Basisbehoeften
Inkomens zijn een goede indicator, maar koopkracht is beter.
Slide 14 - Diapositive
BNP en inkomen
Het BNP is de waarde van alle producten en diensten in een land, uitgedrukt in geld.
Deel het BNP door het aantal inwoners en dan krijg je het gemiddelde inkomen.
Slide 15 - Diapositive
BNP
Van landen kunnen we ook zien of ze rijk zijn of niet.
We kijken dan naar het BNP, het bruto nationaal product.
Dat is kort gezegd: al het geld dat er in 1 jaar tijd in een land wordt verdiend.
India heeft een heel hoog BNP.
De VS hebben het hoogste BNP, gevolgd door India en China. Landen met veel inwoners hebben vaak een hoog BNP.
Hoe komt dit?
Slide 16 - Diapositive
BNP per hoofd
We kunnen om rijkdom in een land te meten, beter kijken naar het BNP per hoofd.
Dat is het BNP gedeeld door alle inwoners. Hiernaast ziet de tabel er dan anders uit dan de vorige.
We zien India niet in de top 30. In Quatar verdient een inwoners jaarlijks 102000 dollar. Een Nederlander 43.300 dollar, dat is omgerekend bijna 40.000 euro.
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Vidéo
§3.3 gaat over de verschillen in welvaart tussen Zuidoost Aziatische landen. Welk drie groepen landen zijn er?
Slide 19 - Question ouverte
Basisbehoeften
Slide 20 - Carte mentale
Basisbehoeften
De mens heeft voor een goed leven vier basisbehoeften.
Voedsel
Huisvesting
Gezondheidszorg
Onderwijs
Slide 21 - Diapositive
groepsopdracht:
Gebruik GB 260-261.
Schrijf de vier basisbehoeften in je schrift en schrijf hierachter de titels van de atlas kaartjes die hierbij horen.Dit zijn indicatoren (=aanwijzers) van deze basisbehoeften
timer
5:00
Slide 22 - Diapositive
Wat is de betekenis van BNP?
A
Binnenlands Nederlands Product
B
Bruto Nationaal Product
C
Bruto Nieuw Product
D
Buitenlands Nationaal Product
Slide 23 - Quiz
Waarom is het BNP niet het juiste meet middel om te bepalen of een land arm of rijk is?
Slide 24 - Question ouverte
Noem de 4 basisbehoeften
Slide 25 - Carte mentale
Het percentage mensen dat niet kan lezen of schrijven (analfabetisme).
A
Voedsel
B
Huisvesting
C
Gezondheidszorg
D
Onderwijs
Slide 26 - Quiz
Getallen over de dagelijkse hoeveelheid energie en eiwitten, vitamines.
A
Voedsel
B
Huisvesting
C
Gezondheidszorg
D
Onderwijs
Slide 27 - Quiz
Het percentage van de bevolking dat toegang heeft tot een waterleiding.
A
Voedsel
B
Huisvesting
C
Gezondheidszorg
D
Onderwijs
Slide 28 - Quiz
Het aantal artsen per 1000 inwoners. (artsendichtheid)
A
Voedsel
B
Huisvesting
C
Gezondheidszorg
D
Onderwijs
Slide 29 - Quiz
Bestaansmiddelen
Waar mensen werken noemen we bestaansmiddelen.
Die verdelen we in drie sectoren:
Landbouw, visserij en mijnbouw
Industrie.
Dienstensector.
Veel Indiers werken in de landbouw, ze verbouwen voedsel voor hun gezin en wat ze overhouden verkopen ze. Op het plaatje zie je een Indier ploegen met zijn ossen. Veel boeren hebben geen geld voor landbouwmachines.
Slide 30 - Diapositive
groepsopdracht:
Gebruik GB 258 A,B,C F en GB 259A
Vraag: welke relatie kan je ontdekken tussen en de verdeling van de bevolking over de drie sectoren?
timer
10:00
Slide 31 - Diapositive
Nederland
India
Mali
Slide 32 - Question de remorquage
Rijke en arme landen
In rijke landen werken er veel mensen in de dienstensector.
In arme landen juist veel mensen in de landbouw. Er is geen geld voor landbouwmachines.
Op de kaart zie je een aantal landen en de bestaansmiddelen.
In de VS veel mensen in de dienstensector, de VS zijn rijk. In Nigeria veel mensen in de landbouw. Nigeria is een arm land.
Slide 33 - Diapositive
Ongelijke kansen
Als je naar school bent geweest in India, heb je veel meer kans op een baan. Zeker als je Engels spreekt. De analfabeten zijn vrijwel kansloos om een goede baan te krijgen.
Hier boven een kaartje met analfabetisme in de wereld. India is oranje gekleurd. Tussen de 40 en 59% is daar analfabeet.
Slide 34 - Diapositive
Ontwikkelingspeil
Het BNP per hoofd, de basisvoorzieningen en bestaansmiddelen zeggen iets over het ontwikkelingspeil. Als we ze gaan vergelijken dan is Nederland veel verder ontwikkelt dan India.
Slide 35 - Diapositive
RIJK
GROEI
ARM
Thailand
Myanmar
Indonesië
Singapore
Buthan
Vietnam
Slide 36 - Question de remorquage
Hoe noemen we de drie bestaansmiddelen?
A
Landbouw, industrie en toerisme
B
Toerisme, industrie en horeca
C
Voetbal, horeca en diensten
D
Landbouw, industrie en diensten
Slide 37 - Quiz
Heb je het idee dat je wat van deze les hebt opgestoken?